VWO - BS 1 & START BS 2

WELKOM
Telefoons in de telefoontas
Plenda op tafel
Absentiecheck
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
Telefoons in de telefoontas
Plenda op tafel
Absentiecheck

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PLENDA: HUISWERK 
9 november:
Maak BS 2: 1, 5, 6, 8 + Leren LD 4 

10 november:
Maak BS 2: 3, 7, 10 + Leren LD 4 & 5.3 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN. Ik kan ...
1. uitleggen wat voedingsmiddelen zijn
1.1 benoemen wat voedingsmiddelen zijn
1.2 kan vijf voorbeelden van zowel plantaardige als dierlijke voedingsmiddelen
2. uitleggen wat voedingsstoffen zijn
2.1 kan benoemen wat voedingsstoffen zijn
2.2 kan vier functies van voedingsstoffen benoemen, uitleggen en afleiden
2.3 kan een onderdeel van plantaardige voedingsmiddelen noemen dat geen voedingsstof is met zijn functie voor ons verteringsstelsel
2.4 kan zes groepen voedingsstoffen en hun functies benoemen en afleiden
2.5 kan van iedere groep voedingsstoffen minimaal drie voorbeelden van voedingsmiddelen waarin het voorkomt noemen
2.6 kan van voorbeelden van voedingsstoffen benoemen of deze wel of niet direct kunnen worden opgenomen
2.7 kan van twee groepen voedingsstoffen een onderverdeling maken in twee of drie subgroepen en het verschil in bouw uitleggen
2.8 kan het verschil tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen uitleggen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingsvragen: 
1. Kun je een eiwit direct opnemen in het bloed? Waarom wel/niet? 
2. Kun je een aminozuur direct opnemen in het bloed? Waarom wel/niet?
3. Kijk eens naar de groene & rode aminozuren. Welke termen uit de mindmap passen bij deze groepen? Leg uit waarom. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN. Ik kan ...
3. uitleggen hoe de bloedsuikerspiegel wordt gereguleerd
3.1 kan de naam noemen en functie van de twee hormonen betrokken bij de bloedsuikerspiegel toelichten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon kun je invullen in het rode blokje? 
Leg je antwoord uit! 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN. Ik kan ...
4. uitleggen hoe vertering werkt. 
4.1 kan uitleggen wat vertering is en welke voedingsstoffen verteerd moeten worden en waarom
4.2 kan het verschil tussen twee vormen van vertering uitleggen.
4.3 kan uitleggen wat oppervlaktevergroting is, afleiden of hier sprake van is en drie voorbeelden noemen (zie ook BS3)
4.4 kan uitleggen hoe enzymen werken met drie juiste termen.
4.5 kan uitleggen waarom enzymen een optimum hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERTERING = 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ENZYMEN
  • Zijn meestal eiwitten
  • Versnellen een reactie 
  • Zijn herbruikbaar 
  • Hebben een optimumtemperatuur
Wat zou deze optimumtemperatuur zijn in ons lichaam?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ENZYMEN
Werken met het sleutel-slot principe 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ENZYM = 
zet een voedingsstof (= substraat) om in een verteringsproduct (= product)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AANTEKENING BS 7. 
discacharide
monosacharide
vet
glycerol
vetzuren
aminozuren
eiwit
enzymenzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
ENZYM = zet een voedingsstof (= substraat) om in een verteringsproduct (= product)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AANTEKENING BS 7. 
discacharide
monosacharide
vet
glycerol
vetzuren
aminozuren
eiwit
enzymenzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
ENZYM = zet een voedingsstof (= substraat) om in een verteringsproduct (= product)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AANTEKENING BS 7. 
discacharide
monosacharide
vet
glycerol
vetzuren
aminozuren
eiwit
enzymenzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
enzym
ENZYM = zet een voedingsstof (= substraat) om in een verteringsproduct (= product)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TOEPASSINGSVRAAG
Vorig hoofdstuk heb je geleerd dat koudbloedige dieren bij een koude omgevingstemperatuur ook een lage lichaamstemperatuur hebben. 
  1. Welk gevolg had dit voor de mate van verbranding? (1p)
  2. Verklaar dit met behulp van je kennis over enzymen. (2p)

Slide 16 - Tekstslide

1. Bij een lage omgevingstemperatuur vind er minder verbranding plaats. 
2. Enzymen hebben een optimumtemperatuur. Als de lichaamstemperatuur te laag is, kunnen enzymen hun werk niet meer goed doen (1p). Hierdoor kan bij een lage lichaamstemperatuur minder verbranding plaatsvinden (1p)
LEERDOELEN. Ik kan ...
4. uitleggen hoe vertering werkt. 
4.1 kan uitleggen wat vertering is en welke voedingsstoffen verteerd moeten worden en waarom
4.2 kan het verschil tussen twee vormen van vertering uitleggen.
4.3 kan uitleggen wat oppervlaktevergroting is, afleiden of hier sprake van is en drie voorbeelden noemen (zie ook BS3)
4.4 kan uitleggen hoe enzymen werken met drie juiste termen.
4.5 kan uitleggen waarom enzymen een optimum hebben.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies