5.8 spelling les 2

Spelling 5.8
Welkom in deze les
Fijn dat je er bent!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling 5.8
Welkom in deze les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen 5.8
in deze les leer ik:
  • wat een tegenwoordig deelwoord is en hoe ik dat schrijf
  • wat een bijvoeglijke naamwoorden is en hoe ik dat schrijf
  • wat trappen van vergelijking zijn en hoe ik deze schrijf
  • 20 dicteewoorden foutloos schrijven

Slide 2 - Tekstslide

tegenwoordig deelwoord(dit heet ook wel het onvoltooid deelwoord)
geeft aan dat de handeling nog niet voorbij is, dus nog bezig is.

Je schrijft het door achter het hele werkwoord( de infinitief) een -d te zetten.

voorbeeld: rennend door de gang kwamen de leerlingen net op tijd.

fluiten – fluitend: De postbode brengt fluitend de post rond.
mopperen – mopperend: De spelers verlieten mopperend het veld.

Slide 3 - Tekstslide

uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over het tegenwoordig deelwoord.

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

bijvoeglijk naamwoord ( bn)
  • hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
  •  en zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
         voorbeelden:   de maaltijd – de gezonde maaltijd;
                                       het mes – het scherpe mes

  • meestal schrijf je  -e achter het bijvoeglijk naamwoord. 
  • Soms is dat zo, wanneer een onzijdig zelfstandig naamwoord (een het-woord) wordt voorafgegaan door een:
          voorbeelden:een lief jongetje; een lieve jongen

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
• het tegenwoordig deelwoord + -e:
lachende leerlingen; pratende docenten.

Slide 6 - Tekstslide

uitlegvideo
hier volgt een uitlegvideo.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

dit zijn ook bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden:
• het tegenwoordig deelwoord + -e:
lachende leerlingen; pratende docenten.
• het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
de gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd.
De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: 
  • de stellende trap, 
  • de vergrotende trap 
  • en de overtreffende trap.
voorbeeld: oud-ouder-oudst

Slide 11 - Tekstslide

huiswerk
5.8 opdracht 4,5,6,13,14

klaar? boekje

Slide 12 - Tekstslide

hierna volgt een uitlegvideo
Er is ook een extra video in Talent over de trappen van vergelijking. Gebruik deze als het het nog lastig vindt.

Slide 13 - Tekstslide

Dicteewoorden
Er staan 20 dicteewoorden in deze paragraaf. 
Ga deze oefenen. Je mag ze gewoon opschrijven, of een andere manier bedenken om ze te leren schrijven.

Doe dit deze week 4x 10 minuten.

Slide 14 - Tekstslide

Ga nu oefenen
De opdrachten van 5.8 spelling die je deze week gaat oefenen zijn:
5.8: 1,2,3,4,5,6,8,9,10,12,13,14,15a,16, test jezelf 5.8, 3x 10 minuten spellingwoorden oefenen en 1 uur lezen, toetsjes lesson up trappen van vergelijking, bijv. Naamwoord, tegenwoordig deelwoord. 
gebruik je doelenkaart!

Slide 15 - Tekstslide

vragen?
Je kunt in de onlinesessie vragen stellen
Je mag altijd vragen stellen via de mail

Succes, je kunt het!

Slide 16 - Tekstslide

In deze les leg ik uit
Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
Hoe je de opdrachten gaat maken.
Wanneer je het af moet hebben.

de theorie die je daarvoor nodig hebt

Slide 17 - Tekstslide

even oefenen
Je gaat dit even oefenen
Maak van 5.7 grammatica opdracht 
10, 12 en 14
Klaar? ga voor een ander vak aan de slag.

timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
  • Benoem de bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden: Jullie gaan zo mijn les verlaten en ik wens jullie en fijne dag.
  • Voor de volgende les is af 5.7 grammatica opdr. 10, 12 en 14. 
Wat weet je nog?

Slide 19 - Tekstslide