Klas 4 argumentatiestructuren

Argumentatiestructuren
Nederlands vierde klassen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Argumentatiestructuren
Nederlands vierde klassen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
Je kunt nu niet alleen een stelling en de bijbehorende argumenten vinden,
je kunt de argumenten in volgorde en samenhang weergeven

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudig
Bestaat uit het standpunt
+
één argument

Slide 5 - Tekstslide

Structuren met meerdere argumenten
Wat als je meerdere argumenten hebt?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikkend onafhankelijk
De argumenten ondersteunen elk op zich
zelfstandig het standpunt.

Zie blz 12 pakket Over leren:
hogere cijfer, goed samenwerken en niet zo snel afgeleid worden zijn drie verschillende argumenten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkend afhankelijk
De argumenten ondersteunen los van elkaar het standpunt niet.
vb blz 12
Met een databank met DNA van alle Nederlanders los je meer misdaden op.
arg 1 op een plaats delict is DNA te vinden van iedereen die daar geweest is (wat heeft dat te maken met de stelling)
arg 2 met DNA is iedereen te identificeren (samen met arg 1 is het nu begrijpelijk en onderbouwt het)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Onderschikkend
Een argument krijgt extra onderbouwing
zie blz 13 Arg 1 Leerlingen halen hogere cijfers
om dit te ondersteunen
arg 1Lln kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.

Slide 12 - Tekstslide

Combineren van de structuren
Onder- en nevenschikkende argumentatie.
Voorbeeld op de volgende pagina.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Dusss
In een (deel van een) tekst kun je het standpunt en de argumenten herkennen.
Je kunt dit is een structuur plaatsen en benoemen hoe de structuur heet
Je kunt de combinatie standpunt en stelling als argumentatieschema benoemen.
Je herkent drogredenen en kunt deze ook benoemen.

Slide 16 - Tekstslide

Volgende keer: betrouwbaarheid en diagnostische toets
Voor nu:

Maken opdracht 11 tot en met 14 blz 17- 19 (herhaling gisteren)
en
opdracht 7, 8 en 10  blz 13-14

Slide 17 - Tekstslide

Tot nu toe heb ik goed aan de opdrachten gewerkt
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll