Negatieve getallen Real

Doel
- Voorbereiden voor de toets van 28 mei H7 en H8

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doel
- Voorbereiden voor de toets van 28 mei H7 en H8

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je bij je hebben 
- potlood en papier
- rekenmachine

Slide 2 - Tekstslide

In deze les

1. We gaan schatten 
2. Gaan we  positieve en negatieve getallen behandelen
3..  We gaan enkele opgaven maken 
4. Omtrek en oppervlakte  berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Schatten
Schatten is niet hetzelfde als gokken. Bij gokken doe je zomaar wat; een 'slag in de lucht' / 'op goed geluk'.Echter, het antwoord van een schatting moet je kunnen uitleggen. Om (goed) te kunnen schatten moet je dus rekenen!Bij het schattend rekenen moet je met behulp van een berekening kunnen uitleggen hoe jij aan je antwoord bent gekomen;
probeer daarbij steeds een situatie te bedenken waarmee je kunt vergelijken en waarvan de maten ongeveer bekend zijn.Vermeld bij de uitwerking waarmee jij hebt vergeleken of welke 'handige maten' (referentiematen) jij hebt gebruikt.Deze maten zijn vuistregels; zij geven bij benadering een praktische maat (afgerond) waar handig mee gerekend kan worden.
Bij het berekenen van de hoogte van een gebouw, kun je het aantal verdiepingen tellen.
Als etagehoogte rekenen wij gemiddeld 3 meter.
Een flat met 7 etages is dan ongeveer 21 meter hoog (7 x 3 = 21)

Slide 5 - Tekstslide

Schatten
Bij het berekenen van de hoogte van een gebouw, kun je het aantal verdiepingen tellen.
Als etagehoogte rekenen wij gemiddeld 3 meter.
Een flat met 7 etages is dan ongeveer 21 meter hoog 7 x 3 = 21m

Bij schatten is het niet nauwkeurig dus je moet altijd zeggen dat het ongeveer is of ≈



Slide 6 - Tekstslide

Handige maten: zorg dat je deze uit je hoofd kent!
 -  wandelsnelheid is 5 kilometer per uur; stevig doorlopen 
     is 6 km/uur
-  fietssnelheid is 18 kilometer per uur (fietsen gaat dus ruim 3x sneller dan wandelen !)
- deurhoogte: 2 meter, deurbreedte: 1 m
- etagehoogte (hoogte van een verdieping) is 3 m
 

Slide 7 - Tekstslide

Bereken de omtrek en de oppervlakte van de figuur
Omtrek = 2 l + 2 br 
               = 2 x4 + 2 x 3 
                =  14 m
Opp fig= Opp A + Opp B
              =     8      +    2
              =    10

Slide 8 - Tekstslide

Bereken de omtrek en opervlakte van de figuur

Slide 9 - Tekstslide

Bereken de omtrek en opervlakte van de figuur
Bij omtrek  tell je alle zijden op: 
O = 8 + 6 + 3.5 + + 3 +2,5 + 5 
O = 28 m
Opp grote rechthoek =6 x 8 
                                              = 48 m2
Opp Kleine rechthoek = 2,5 x 3
                                               = 7,5 m2
Opp figuur = 48 - 7,5= 40,5 m2

Slide 10 - Tekstslide

Oppervlakte
lengte x breedte
Wat is de oppervlakte van de woonkamer in m2?


 



Berekening
265 + 265 = 530 cm

530 x 350 = 185500 cm = 18550 dm = 1855 cm

Slide 11 - Tekstslide

Lengte maten zijn in cm gegeven
Wat is de oppervlakte van de woonkamer in m2?

Oppervlakte woonkamer 
Lx br = 3,50 x 5,30 
           =   18,55 m2  


 
Berekening
265 + 265 = 530 cm

530 x 350 = 185500 cm = 18550 dm = 1855 cm

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Oppervlakte van een driehoek berekenen met inlijsten

Slide 14 - Tekstslide

Inlijsten gebruiken om een oppervlakte te berekenen

Stappenplan 

Stap 1    Neem het figuur over en lijst hem in (stippellijnen).
Stap 2   Zet alle afmetingen erbij.
Stap 3   Bereken eerst de oppervlakte van het rechthoek (geheel). 
Stap 4   Bereken de oppervlaktes alle overige figuren. 
Stap 5   Opp figuur = opp rechthoek - opp rest.  
Stap 6   Geef je antwoord en controleer deze (Logisch? Eenheden?).

Slide 15 - Tekstslide

Inlijsten
Hoe bereken je de oppervlakte van een driehoek op een rooster?

1.  Lijst de driehoek in door een rechthoek te maken
2. Bereken de oppervlakte en deel het door 2.

Slide 16 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte van de driehoek
1 vierkantje = 1cm2
 
                       Oppervlakte van de rechthoek is = 9 x 4 = 36 cm2
De oppervlakte van de driehoek is de helft van de rechthoek dus :
Oppervlakte driehoek is 36 : 2 = 18 cm2

Slide 17 - Tekstslide

inlijsten
Bereken de oppervlakte van de gekleurde driehoek.

Slide 18 - Tekstslide

inlijsten
De oppervlakte berekenen van een driehoek:

  1. opp = (zijde x hoogte):2
  2. opp = (3 cm x 2 cm) : 2 = 3 cm2

Slide 19 - Tekstslide

Inlijsten
Alle
Drie-,  vier- en vijfhoeken die niet met een formule te berekenen zijn kan je bereken door ze in te lijsten

Slide 20 - Tekstslide

Inlijsten van een figuur om de oppervlakte te bepalen
- Trek een rechthoek om de figuur en bereken de oppervlakte 
- Maak rechthoeken van alle rood/blauwe driehoeken en bereken de opp's
- Deel de opp's in 2 en trek de uitkomsten af van de opp van de grote rechthoek

Slide 21 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte.
   Opp grote rechth= 3 x 5 = 15 cm2                              Opp driehoek 3 = 3 x 2 : 2 = 3cm2
   Opp Driehoek 1    = 2 x 3 : 2 = 3 cm2                          Opp figuur = 15 -3 = 12 cm2
   Opp driehoek 2.  =  1 x 3 : 2  = 1,5 cm2


Slide 22 - Tekstslide

 Opp rechthoek = 5 x  4 = 20 cm2
 
Opp 1=  2 x 2 : 2 = 2 cm2

Opp 2= 4 x 3 : 2 = 6 cm2
  
Opp 3 = 5 x2 : 2 = 5 cm2

Opp driehoek = 20 - 2 - 6 - 5=  7 cm2
Bereken oppervlakte van de driehoek

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Assenstelsel
Negatieve en positieve getallen in het assenstelsel.
  • rechts is positief
  • boven is positief
  • links is negatief
  • onder is negatief

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

a. Als je twee positieve getallen bij elkaar optelt is het resultaat ook positief. 
Voorbeeld: 3 + 8 = 11 

b. Een positief getal bij een negatief getal optellen is hetzelfde als het negatieve getal bij het positieve getal optellen. Het resultaat kan positief of negatief zijn, dat hangt af van hoe groot de getallen zijn. 
Voorbeeld: -3 + 8 = 8 + -3 = 5 

Voor delen geldt hetzelfde, een negatief getal keer door een negatief getal delen, heeft als resultaat een positief getal 
Voorbeeld: 32 : 8 = 4

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide