Tempo - Verwerkingsles

Tempo
Verwerkingsles bij de voorstelling van Oorkaan
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MuziekBasisschoolGroep 3-8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tempo
Verwerkingsles bij de voorstelling van Oorkaan

Slide 1 - Tekstslide

Jullie hebben de voorstelling 
Tempo van Oorkaan gezien.


  • Was je al eens eerder in deze zaal geweest? Wat maakt deze zaal bijzonder?

  • In de voorstelling gingen de musici op reis. Waar zijn ze geweest, denk jij? Wat gebeurde daar?

  • In de lessen voor de voorstelling ging het ook over computerspelletjes. Wat deed je tijdens de voorstelling denken aan een computerspelletje?

Slide 2 - Tekstslide

De musici speelden verschillende instrumenten.

Welk instrument vond jij het mooist?

Denk jij dat de muziek makkelijk of moeilijk was om te spelen? Waarom?

Slide 3 - Tekstslide

De Bolero
De voorstelling begon en eindigde met hetzelfde muziekstuk: de Bolero. Het is een beroemd muziekstuk dat in 1928 gecomponeerd is door de Franse componist Maurice Ravel. Het is oorspronkelijk balletmuziek, muziek om op te dansen. Tegenwoordig wordt de bolero ook vaak zonder ballet gespeeld

Slide 4 - Tekstslide

De Bolero
Ravel heeft het muziekstuk voor een heel orkest gecomponeerd. Veel beroemde orkesten spelen het graag. Bekijk hieronder het begin van een uitvoering door het Koninklijk Concertgebouworkest uit Amsterdam.

Slide 5 - Tekstslide

Luister nog eens naar het muziekstuk en beantwoord dan de vragen
A
Het ritme van de trommel is steeds verschillend
B
Het ritme van de trommel is steeds hetzelfde
C
Het ritme van de trommel gaat steeds sneller
D
Het ritme van de trommel wordt steeds zachter

Slide 6 - Quizvraag

De Bolero
Hier staat het ritme van de trommel. Kunnen jullie het meetrommelen met twee vingers op je tafel?

Slide 7 - Tekstslide

In welke volgorde spelen de instrumenten?

A
trom - harp - viool - bajan - klarinet
B
trom - harp - viool - klarinet - bajan
C
trom - viool - harp - klarinet - bajan
D
trom - viool - klarinet - harp - bajan

Slide 8 - Quizvraag

Kijk nog eens naar het filmpje. Welke instrumenten spelen alleen begeleiding? 

Slide 9 - Tekstslide

Welke instrumenten spelen alleen begeleiding?

A
trompet en bajan
B
trom en harp
C
viool en harp
D
harp en gitaar

Slide 10 - Quizvraag

Muziek als taal
In de voorstelling wordt niet gesproken, maar wel gecommuniceerd. Door de muziek en lichaamstaal van de musici kunnen ze elkaar dingen duidelijk maken. Soms zijn ze blij, dan weer moe. Er is zelfs even ruzie.

Hoe klonk de muziek tijdens de ruzie?
En hoe klonk de muziek toen ze moe waren?


(Zie volgende slide)

Slide 11 - Tekstslide

Ruzie:

A
snel en luid
B
snel en zacht
C
langzaam en luid
D
langzaam en zacht

Slide 12 - Quizvraag

Moe:

A
snel en luid
B
snel en zacht
C
langzaam en luid
D
langzaam en zacht

Slide 13 - Quizvraag

Muziek als taal
We gaan een muziekverhaal maken.
  • Verzin in tweetallen een kort gesprekje. Nummer 1 komt na een lange dag op school moe thuis. Nummer 2 is de moeder of vader die vindt dat er eerst huiswerk moet worden gemaakt voordat er gegamed mag worden. Daar zijn jullie het natuurlijk niet over eens.
  • Schrijf jullie gesprekje op een kladblaadje. Zowel nummer 1 als 2 heeft minstens 4 en maximaal 8 zinnen.
  • Oefen het gesprekje en let op de ‘muziek’ van de zinnen. Waar ga je wat sneller praten, waar wat luider. Waar gaat je stem omhoog, waar naar beneden?
  • Oefen nu het gesprekje terwijl jullie allebei alleen nog zingen. Nummer 1 zingt op ‘bah’, nummer 2 op ‘nou’. Kun je nog steeds het verschil horen tussen het begin waarin je moe bent en het einde waarin je ruzie hebt?

Slide 14 - Tekstslide

Muziek als taal
We gaan een tweede muziekverhaal maken.
  • Verzin nu zelf een kort gesprekje. Het gesprekje begint boos, maar eindigt blij. Je kunt ook zelf voor twee andere emoties kiezen.
  • Schrijf jullie gesprekje weer op een kladblaadje. Zowel nummer 1 als 2 heeft minstens 4 en maximaal 8 zinnen.
  • Oefen het gesprekje en let op de ‘muziek’ van de zinnen. Waar ga je wat sneller praten, waar wat luider. Waar gaat je stem omhoog, waar naar beneden?
  • Kies nu een instrument waarvan jij denkt dat die goed bij jouw rol past. Dat kunnen instrumenten van school zijn (trommels, triangels, boomwhackers etc.)
    maar je kunt ook denken aan potloden, pennenbakjes of geluiden met je
    lichaam.
  • Speel je muziekverhaal op de instrumenten. Kun je nog steeds het verschil
    tussen het begin en het einde horen?

Slide 15 - Tekstslide

En tot slot: Dans nog 1 keer mee!

Slide 16 - Tekstslide