TH2i 22 juni - naamwoordelijk gezegde + werkboek

Welkom!
Jassen uit
Telefoon is opgeborgen
En ga lekker zitten!

Pak alvast je leesboek, een schrift en een pen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Jassen uit
Telefoon is opgeborgen
En ga lekker zitten!

Pak alvast je leesboek, een schrift en een pen

Slide 1 - Tekstslide

AGENDA
- Inloop/absentie controleren - 5 min
- Over de toetsweek - 5 min
- Klassikaal: theorie naamwoordelijk gezegde - 10 min
- Lessonup Naamwoordelijk Gezegde - 15 min
- Aan de slag! - 10 min
- Reflectie - 5 min

Slide 2 - Tekstslide

Over de toetsweek
In magister staat een klassikale afspraak ingepland. Hierin staat wat jullie moeten leren voor de toets. 



Slide 3 - Tekstslide

Theorie Naamwoordelijk Gezegde
  • We kijken eerst een theoriefilmpje
  • Daarna geef ik nog wat extra uitleg
  • Vervolgens maken we via een Lessonup wat oefenopgaven 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde


Zegt iets over wat iets of iemand DOET

Bestaat uit
alle werkwoorden uit de zin

Naamwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand IS

Heeft een koppelwerkwoord
&
naamwoordelijk deel


Er is hierbij nooit een lijdend vw!!



Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
  • heten
  • dunken
  • voorkomen
Wanneer is een werkwoord een koppelwerkwoord?

  • als het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje


Slide 7 - Tekstslide




Zinsontleding WW Gezegde
Stap 1: Persoonsvorm
Stap 2: Werkwoordelijk Gezegde
Stap 3: Onderwerp
Stap 4: Lijdend voorwerp
Stap 5: Meewerkend voorwerp
Stap 6: Bijwoordelijke Bepaling



Zinsontleding NW Gezegde
Stap 1: Persoonsvorm
Stap 2: Naamwoordelijk Gezegde
Stap 3: Onderwerp
Stap 4: Naamwoordelijk Deel
Wat + PV + OND + WW deel Gezegde?
Stap 5: Meewerkend voorwerp
Stap 6: Bijwoordelijke Bepaling
Heeft de zin een Koppelwerkwoord?
Nee
Ja

Slide 8 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme dekens.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Ontleden in de vaste volgorde
  • Zoek de PV
  • Gezegde (Alle werkwoorden in een zin)
  • Onderwerp
  • LV (Of naamwoordelijk deel)
  • MV
  • BWB

Slide 14 - Tekstslide

De leerling is boos geworden.

Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden

Slide 15 - Quizvraag

De leerling is boos geworden.

Doet de leerling iets (WW Gez),
of is de leerling iets (NW Gez)
A
doet iets!
B
nee, is iets!

Slide 16 - Quizvraag

De leerling is boos geworden.

Wat is het werkwoordelijk deel?

A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden

Slide 17 - Quizvraag

De leerling is boos geworden.

Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden

Slide 18 - Quizvraag

De leerling is boos geworden.
Wat is het naamwoordelijk deel?
Wat +PV + Werkwoorden + Ond
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden

Slide 19 - Quizvraag

De leerling is boos geworden.

Wat is het Naamwoordelijke Gezegde?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden

Slide 20 - Quizvraag

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 21 - Quizvraag

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!

Slide 22 - Quizvraag

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.

Slide 23 - Quizvraag

Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]

Slide 24 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 25 - Quizvraag

Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.

Slide 26 - Open vraag

LAATSTE
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.

Slide 27 - Quizvraag

Noteer het NG van de zin
'De moestuin is een grote puinhoop geworden.'

Slide 28 - Open vraag

Aan de slag!
Groep A
Groep B
Groep C
Werkboek afronden
Start met Fictie A (blz 180)
Oefen met zinsontleding in het lesboek
Klaar? Kom naar mij voor een antwoordblad
Maak opdr 1 t/m 6

H1 - blz 28
H2 - blz 56
H3 - blz 84 (WG + LV)
H4 - Blz 112 (MV)
H5 - Blz 140 (Bwb

Slide 29 - Tekstslide