Week 16 - TK. 7 - Reactie & Remmen (havo )

De reactietijd is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare school

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De reactietijd is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd

Slide 1 - Quizvraag

Wat kan de reactietijd van iemand beïnvloeden?

Slide 2 - Open vraag

De reactieafstand is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd

Slide 3 - Quizvraag

De remweg is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd

Slide 4 - Quizvraag

Waar hangt de lengte van de remweg vanaf?

Slide 5 - Open vraag

Wat is de formule om de stopafstand te bereken?

A
Reactie afstand = stopafstand - remweg
B
Remweg = reactie afstand : stopafstand
C
Stopafstand = reactie afstand x remweg
D
Stopafstand = reactie afstand + remweg

Slide 6 - Quizvraag

Paul rijdt op zijn scooter en moet plotseling
remmen voor een stilstaande auto.
Zijn reactieafstand is 3,9 meter.
De remweg is 5,1 meter.
Bereken de stopafstand van de scooter.

A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer rem je echt af?
A
na de reactietijd
B
tijdens de reactietijd
C
voor de reactietijd
D
altijd

Slide 8 - Quizvraag

Je snelheid wordt groter. Wat gebeurt dan met je reactietijd?
A
Je reactietijd wordt groter
B
je reactietijd wordt kleiner
C
je reactietijd blijft hetzelfde

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hiernaast.
Deze persoon heeft een
reactietijd van:
A
2 seconden
B
3 seconden
C
5 seconden
D
10 seconden

Slide 10 - Quizvraag

Je ziet hiernaast een plaatje dat gaat
over het effect van zomer- en
winterbanden. Waar hebben deze
banden invloed op?
A
alleen op de reactieafstand, niet op de stopafstand
B
alleen op de remweg, niet op de stopafstand
C
op de remweg en dus op de stopafstand
D
deze banden hebben geen invloed op de remweg, reactieafstand of stopafstand

Slide 11 - Quizvraag

De reactieafstand is 25,8 m en de remweg is 36,8 m.
Hoe groot is de stopafstand?
A
11 meter
B
25,8 meter
C
36,8 meter
D
62,6 meter

Slide 12 - Quizvraag

Noam steekt een drukke straat over zonder uit te kijken. Een naderende auto heeft een snelheid van 20 m/s. De reactietijd van de automobilist is 1 sec. De remweg is 22,5 m. De stopafstand is?

A
22.5 m
B
42,5 m
C
40 m
D
45 m

Slide 13 - Quizvraag

Mevrouw van Kooij rijdt met een snelheid
van 72 km/h.
Zij moet remmen voor een kind.
Zij reageert in 1 s en staat
daarna in 25m stil. Wat is haar stopafstand?
A
97 m
B
25 m
C
45 m
D
23 m

Slide 14 - Quizvraag