Persoonlijkheidsleer

 Persoonlijkheidsleer
Iedereen is anders. Je bent UNIEK!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
deltaMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 Persoonlijkheidsleer
Iedereen is anders. Je bent UNIEK!

Slide 1 - Tekstslide

We kijken naar:
  • Persoonlijheidstypen 
  • Extravert versus introvert
  • Intelligentie (vandaag)
  • Overige persoonlijkheidskenmerken

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijkheid
Je hebt je eigen talenten, wensen en uiterlijke kenmerken, etc. Dit maakt je altijd uniek.
Rond 1930 kwam William Marston met een indeling om mensen in te delen in vier verschillende persoonlijkheden:
- Dominante persoonlijkheden
- Persoonlijkheden die invloed uitoefenen
- Stabiele persoonlijkheden
-Consciëntieuze persoonlijkheden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Opdracht
Er volgen een paar opdrachten die je in document mag plaatsen en straks kunt inleveren in de documenten van je portfolio. 

1. Wat houden de vier persoonlijkheden van de DISC in?
Geef bij alle vier een korte toelichting en voeg een passende afbeelding toe in een document.
2. Maak de test in de volgende dia en maak van de uitslag een printscreen voor de grafiek en knip en plak de tekst. 
3. Ben je het eens met de uitslag. Noem minimaal twee punten waar je het wel mee eens bent en twee waar je niet mee eens bent.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Intelligentie
Wat is dat? Hoe meet je dit?

Slide 7 - Tekstslide

Intelligentie
Het verstandelijk vermogen dat iemand heeft. Iedereen beschikt over eigen denkstructuren, die de intelligentiestructuur van iemand bepalen.

Deels genetisch bepaald maar ook je omgeving bepaald je intelligentie. Hoe heeft je omgeving daar invloed op?

Slide 8 - Tekstslide

Meervoudige intelligentie
Linguïstisch - het vermogen om te lezen, schrijven, luisteren en spreken;
Ruimtelijk - het vermogen om je te kunnen oriënteren in de ruimte;
Logisch-wiskundig - het vermogen om te rekenen, logische puzzels op te lossen, te redeneren en wetenschappelijk te denken;
Muzikaal - het vermogen om te zingen, een muziekinstrument te bespelen, muziek te analyseren en componeren;
Lichamelijke beweging - het vermogen om je lichaam gecoördineerd te bewegen zoals nodig in dans, sport en chirurgie;
Interpersoonlijk - het vermogen om verbaal en non-verbaal gedrag van anderen te begrijpen en interpreteren;
Intrapersoonlijk - het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen en dit te begrijpen;
Naturalistisch - het vermogen om objecten in de natuurlijke wereld te herkennen en te categoriseren;
Existentieel - het vermogen om je eigen positie te bepalen ten aanzien van existentiële kenmerken van het menselijk bestaan, zoals de dood en de zin van het leven.

Slide 9 - Tekstslide

Wat helpt nog meer
bij het leren naast je intelligentie?

Slide 10 - Woordweb

Wat is intelligentie zonder...
Het vermogen om na te denken voor je iets doet.
Het vermogen om informatie in het geheugen vast te houden tijdens de uitvoering van complexe taken. 
Het vermogen om emoties te reguleren om doelen te realiseren, taken te voltooien of gedrag te controleren. 
Het vermogen om de aandacht erbij te houden, ondanks afleidingen, vermoeidheid of verveling. 
De vaardigheid om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Hierbij moet je ook in staat zijn beslissingen te nemen over wat belangrijk en wat niet belangrijk is. 
Organisatie
: Het vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te ordenen. 
Timemanagement
: Hoe lang ben je met een taak bezig, welke volgorde en op tijd je spullen in leveren.
Doelgericht doorzettingsvermogen
Het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door andere behoeften of tegengestelde belangen. 
Flexibiliteit
De vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen, zich nieuwe informatie aandient of er fouten gemaakt worden; het gaat daarbij om aanpassing aan veranderende omstandigheden. 
Metacognitie
Het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt; het gaat daarbij om zelfmonitoring en zelfevaluatie.
Etc.

Slide 11 - Tekstslide

Denkstructuren
1. Denkactiviteiten
2. Leerstijlen
3. Denkresultaten

Slide 12 - Tekstslide

1. Denkactiviteiten zijn bijvoorbeeld:
  • herkennen: opnemen van informatie
  • geheugen: vasthouden van informatie
  • beoordelen: beslissingen nemen en verantwoorden
  • convergent denken: veel informatie verzamelen tot één resultaat
  • divergent denken: één resultaat gebruiken voor vele andere zaken

Slide 13 - Tekstslide

Wat kan ik met een baksteen doen?
Wat denkt een convergent denker allemaal te kunnen doen met een baksteen?

Wat denkt een divergent denker allemaal te kunnen doen met een baksteen?

Slide 14 - Tekstslide

2. Leerstijlen
-Iedereen leert op zijn eigen manier 
-David Kolb ontdekte dat iemand het liefst leert in de stijl waar hij/zij het beste in is
-Welke leerstijlen kennen we?

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Test
Welke leerstijl heb jij?
Maak de test online en noteer en knip en plak de uitslag van de test in een documentje zodat je deze straks kun inleveren bij de opdracht van vorige week.
Let op bij vragen over het uitzoeken van een vakantiebestemming kun je ook doen alsof het om een nieuwe mobiel gaat.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Tekstslide

HET NUT
De conclusie is/was door her leren volgens een stijl die het beste bij je past, blijf je gemotiveerd en haal je betere resultaten.



Slide 20 - Tekstslide

Bij wat voor een taak
klopt de uitslag van de test?

Slide 21 - Woordweb

3. Denkresultaten
Wat zijn de resultaten van ons denken? De 'output' van onze hersenen?
  • Details
  • Categorieën
  • Verbanden
  • Systemen
  • Transformatie
  • Implicaties

Slide 22 - Tekstslide