PA1_Cap 5 Bron J: De toekomende tijd

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
HERHALEN                 Bron D: Het bezittelijk vnw.
                                         Bron D: Het werkwoord ir
BEHANDELEN           Bron J: De toekomende tijd (p.48)
                                        Bron C: El blog de la moda Madrileña (p. 44)
DOELEN
Aan het einde van deze les…
             Je herkent en gebruikt de toekomende tijd in het Spaans 
             Je leert hoe Spaanse zinnen zijn opgebouwd (zinsvolgorde).
             Je leest Spaanse teksten over jongeren en winkelen 




Slide 2 - Tekstslide

Herhalen: bezittelijk vnw.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Werkwoord IR 
IR
Gaan 
Yo 
Voy
Ik 
Ga
Vas 
Jij
Gaat
Él/Ella/Usted
Va 
Hij/Zij/u
Gaat
Nosotros
Vamos
Wij
Gaan
Vosotros
Vais
Jullie
Gaan
Ellos/Ellas/
Ustedes
Van
Zij
(meervouw)
Gaan

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je de toekomende tijd?
A
ir + de + heel werkwoord
B
ir + a + heel werkwoord
C
ser + de + heel werkwoord
D
ser + a + heel werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Bron J: De toekomende tijd
Tekstboek blz. 48 
Als je iets in het Spaans wilt zeggen dat nog moet gebeuren of als je iets van plan bent te gaan doen, gebruik je een vorm van het werkwoord IR (gaan) + het voorzetsel a
Bekijk op de volgende dia de uitlegvideo en maak de volgende opdrachten: 25, 26 + 27

Slide 8 - Tekstslide

Welke van de onderstaande zinnen is een de toekomende tijd vervoegd?
A
¿Adónde vais?
B
¿Vas a comprar algo?
C
Voy a casa de Pedro
D
Vamos a la tienda

Slide 9 - Quizvraag

Welke van onderstaande zinnen staat in de "toekomende tijd"?
A
Voy a estudiar
B
Estoy estudiando
C
He estudiado

Slide 10 - Quizvraag

Bij het vervoegen van de toekomende tijd, gebruiken we de stam van het werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Ik ken toekomende tijd in het Spaans.
El futuro inmediato
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Bekijk de video op de volgende slide en maak opdracht 9a,b + c

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Het bezittelijk voornaamwoord
Tekstboek blz. 45
Werkboek blz. 47- 48. Maak opdracht 10 en 11
Voor extra uitleg bekijk de video op de volgende slide.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Werkboek opdrachten
Werkboek blz. 52-53 - Opdracht 15 maken
Blz. 57 opdracht 23b/c maken
Klaar? 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Herhaling / Repaso
Wat weet je nog?
SER / ESTAR / TENER

Slide 19 - Tekstslide

Hola, _____ (ik ben) Carmen
A
soy
B
eres

Slide 20 - Quizvraag

Sandra ____ mi compañera de clase.
A
soy
B
es

Slide 21 - Quizvraag

tener, yo
A
teno
B
tengo
C
tiene
D
tienes

Slide 22 - Quizvraag

TENER ¿Vosotros ...... (tener) clase?
A
tengo
B
tenéis
C
tenemos
D
tienen

Slide 23 - Quizvraag

tener, ellos
A
tiene
B
tienen
C
tenemos
D
tenéis

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent 'TENER'?
A
zijn
B
hebben
C
kopen
D
tekenen

Slide 25 - Quizvraag

tener, nosotros
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
D
tengo

Slide 26 - Quizvraag

Kies tussen ser/estar:
Vosotros..........en la escuela.
A
sois
B
estáis

Slide 27 - Quizvraag

Kies tussen ser/estar:
Tú....... médico.
A
eres
B
estás

Slide 28 - Quizvraag

Kies tussen ser/estar:
Vosotros..........en la escuela.
A
sois
B
estáis
C
somos
D
estamos

Slide 29 - Quizvraag

SER/ESTAR/HAY/:
Aquí _____ muchos supermercados.
A
son
B
hay
C
tiene
D
están

Slide 30 - Quizvraag

¿Hay, ser, estar?

¡Hola!, Yo ___________________ Pablo.

A
eres
B
hay
C
estoy
D
soy

Slide 31 - Quizvraag

SER/ESTAR/HAY/TENER:
Aquí _____ muchos supermercados.
A
son
B
hay
C
tiene
D
están

Slide 32 - Quizvraag

Gramática: ser/estar/hay:
Mi escuela ......... grande.
A
es
B
está
C
hay

Slide 33 - Quizvraag

son
sois
eres
Hola chicas, ¿ _____ (zijn jullie) amigas de Ana?
Mis tiendas favoritas _____ (zijn) Zara y Mango.
Oye, Carmen, ¿____(ben je) holandesa?

Slide 34 - Sleepvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort er op de plek in de zin?
¿Puedo prestar ______ (jouw) libros?
A
mi
B
mis
C
tu
D
tus

Slide 35 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
¿Ellas son ................. amigas? (jullie)
A
Vuestras
B
Vuestros
C
Nuestras
D
Nuestros

Slide 36 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord:
estos son ... (mijn) padres
A
mis
B
tus
C
mi
D
su

Slide 37 - Quizvraag

Welke zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het enkelvoud?
A
si, se, so
B
mis, sis, tis
C
mi, tu, su
D
yo, tu, usted

Slide 38 - Quizvraag

Staat het bezittelijk voornaamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
A
Achter het zelfstandig naamwoord
B
Voor het zelfstandig naamwoord
C
Maakt niet uit
D
Als het maar achteraan staat

Slide 39 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in

1. ¿Dónde viven ...................... padres? (haar)
A
su
B
sus

Slide 40 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
¿Él es ................ amigo? (mijn)
A
mi
B
mías
C
míos
D
Nuestros

Slide 41 - Quizvraag

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
Vuestra
B
Su
C
Tus
D
Me

Slide 42 - Quizvraag

AGENDA wk 6 - 8 feb
Werkboek opdrachten H5
Blz. 47- 48 opdracht 10 + 11
blz. 57 opdracht 23bc
blz. 58-59 opdracht 25

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide