Historische contexten quiz vwo

Eindquiz
historische contexten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eindquiz
historische contexten

Slide 1 - Tekstslide

De beeldenstorm vond plaats in
A
1572
B
1566
C
1567
D
1568

Slide 2 - Quizvraag

De proclamatie van de Republiek werd mogelijk door:
A
de ondergang van de Armada
B
het sterke optreden van de hertog van Anjou
C
slim handelen van Willem van Oranje
D
de vlucht van de graaf van Leicester

Slide 3 - Quizvraag

De Val van Antwerpen:
A
vond plaats in 1585
B
was een overwinning voor de hertog van Parma
C
leidde tot de economische neergang van A'dam
D
werd gevolgd door de komst van Alva

Slide 4 - Quizvraag

In de Pacificatie van Gent werd gerealiseerd dat
A
er godsdienstvrijheid was in de gewesten
B
in de gewesten Holland en Zeeland het RK geloof werd verboden
C
Willem van Oranje op een zijspoor werd gezet
D
In de landgewesten het RK geloof het heersende geloof was

Slide 5 - Quizvraag

De oprichting van de WIC:
A
was in 1602
B
was het gevolg van oplopende spanningen met Spanje
C
was in 1621
D
leidde al snel tot enorme economische groei in de Republiek

Slide 6 - Quizvraag

De Opstand is begonnen als een protest tegen
A
de godsdienstpolitiek van de Spanjaarden
B
de sociale kwestie
C
de belastingdruk
D
de centralisatiepolitiek van de Spanjaarden

Slide 7 - Quizvraag

De Unie van Utrecht
A
was een reactie op de Pacificatie van Gent
B
werd in 1576 gesloten
C
werd in 1579 gesloten
D
was een overwinning voor Oranje

Slide 8 - Quizvraag

De moedernegotie
A
was de handel in bulkgoederen uit Azië
B
betrof de handel in luxeartikelen
C
komt voort uit de zwakke feodale traditie
D
vormde de basis voor de stapelmarkt

Slide 9 - Quizvraag

De onthoofding van Oldenbarnevelt
A
vond plaats tijdens militaire conflicten met de Spanjaarden
B
had met godsdienstige problemen te maken
C
betekende het einde van de strijd met de Spanjaarden
D
was het gevolg van de machtsstrijd met Willem van Oranje

Slide 10 - Quizvraag

De Franse revolutie
A
begon in 1791
B
kwam voort uit hongersnood
C
brak uit als gevolg van het begrotingstekort onder Lodewijk XIV
D
rekende direct af met de monarchie

Slide 11 - Quizvraag

'burger Capet'
A
leidde Frankrijk vóór Robespierre
B
was de eerste Girondijnse leider van de revolutie
C
werd onthoofd in 1793
D
stelde de wet 'Le Chapelier' op

Slide 12 - Quizvraag

Het Congres van Wenen:
A
was een overwinning voor de liberalen
B
wilde van de Restauratie niets weten
C
was gericht op het bevorderen van stabiliteit en veiligheid
D
leidde tot het Revolutiejaar in 1848

Slide 13 - Quizvraag

Socialisten
A
zijn voor een constitutionele monarchie
B
identificeerden zich met de Jacobijnen
C
zijn voorstander van het samenspel tussen geloof en politiek
D
vonden in de Russische Marx hun grote denker

Slide 14 - Quizvraag

Het Frankfurter parlement
A
kwam in het revolutiejaar 1830 bijeen
B
vond uiteindelijk in de Pruisische koning een warm voorstander
C
leidde tot de stichting van het Duitse Keizerrijk
D
was een uiting van liberaal nationalisme in Duitsland

Slide 15 - Quizvraag

Otto von Bismarck
A
heeft mbv het leger zijn grote doel bereikt
B
kon zich geheel vinden in de vlootwet
C
streefde naar het opbouwen van een groot koloniaal rijk
D
werd door Wilhelm I in 1890 ontslagen

Slide 16 - Quizvraag

De Conferentie van Berlijn
A
past geheel in de alliantiepolitiek
B
stond onder leiding van Wilhelm II
C
werd in 1898 georganiseerd
D
werd georganiseerd door Chamberlain

Slide 17 - Quizvraag

De Republiek van Weimar duurde van
A
1933 - 1945
B
1919 - 1929
C
1919 - 1933
D
1918 - 1939

Slide 18 - Quizvraag

Het Dawesplan
A
was een reactie op de Spartacus opstand
B
werd door Hitler afgewezen
C
betekende het verergeren van de crisis na de beurskrach
D
betekende voor Duitsland een verdieping van de crisis

Slide 19 - Quizvraag

De Rijksdagbrand
A
vormde het startpunt van het totalitarisme in Duitsland
B
bracht Hitler aan de macht
C
leidde tot de Kristallnacht
D
was het werk van een internationale communistische samenzwering

Slide 20 - Quizvraag

Welke term of naam past niet in het geheel
A
Neurenberger Wetten
B
Rijkscultuurkamer
C
Conferentie van München
D
Goebbels

Slide 21 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
Containmentpolitiek
B
appeasementpolitiek
C
domino-theorie
D
Truman-doctrine

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij
A
Glasnost
B
Bresnjev-doctrine
C
Praagse lente
D
Hongaarse Opstand

Slide 23 - Quizvraag

De conferentie van Potsdam
A
werd in februari 1945 gehouden
B
leidde tot overeenstemming tussen de Grote Drie
C
was de laatste conferentie waaraan Roosevelt deelnam
D
kan als onderdeel van de Koude Oorlog gezien worden

Slide 24 - Quizvraag

Wat klopt niet: 'De blokkade van Berlijn
A
leidde tot de oprichting van de Navo'
B
werd gevolgd door de luchtbrug'
C
leidde tot de stichting van de BRD'
D
was in 1961/62'

Slide 25 - Quizvraag