Regels voor Activa (Vwo H40)

Vwo H40  Regels voor de activa 

§1 Waarderingsgrondslagen
§2 Vaste activa
§3 Vlottende activa 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vwo H40  Regels voor de activa 

§1 Waarderingsgrondslagen
§2 Vaste activa
§3 Vlottende activa 

Slide 1 - Tekstslide

40.1 Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslag: de wijze waarop activa in de externe balans worden gewaardeerd. 
  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs plus bijkomende kosten.                   Het werkelijk betaalde bedrag → historische aanschafprijs. 
  • Vervaardigingsprijs (volgende slide)
  • Actuele waarde is de waarde op het waarderingsmoment (bijv. balansdatum) →  herwaarderingsreserve op creditzijde balans.

Slide 2 - Tekstslide

Vervaardigingsprijs: 
de aanschafprijs van gebruikte grond- en hulpstoffen, materialen, etc. (direct toe te rekenen) + redelijk deel van níet toe te rekenen kosten (ck)

Kosten van onderzoek en ontwikkeling --> ontwikkelen van producten kan duur zijn  --> deze kosten zitten ook in de vervaardigingsprijs

Slide 3 - Tekstslide

Minimumwaarderingsregel
Uit voorzichtigheidsoogpunt mag je een actief niet voor een hoger bedrag waarderen (op de balans zetten) dan het waard is. 

VB: product is ingekocht voor €5,- per stuk. Je kunt het verkopen voor nog maar €3,50. Dan waardeert de onderneming dit product voor de laagste prijs: €3,50

Slide 4 - Tekstslide

40.2  Vaste activa             Immateriële V.A.:
Activa die je niet kunt zien of aanraken maar wel een waarde hebben. 

  • R&D: kosten van onderzoek en ontwikkeling
  • Concessie: recht om iets te exploiteren (gasveld, parkeergarage)
  • Vergunning: recht op plaatsing verkoopkraam
  • Licentie: recht om een door een ander bedrijf ontwikkelde toepassing of product te gebruiken en exploiteren.
  • Goodwill: overnameprijs van een onderneming - eigen vermogen (vergoeding voor goede reputatie en klanten van de onderneming)

Slide 5 - Tekstslide

Ga nu maken:
Opgave 40.7 (vwo) en 32.5 (havo)

Slide 6 - Tekstslide

Materiële vaste activa
  • Gebouwen
  • Installaties
  • Machines
  • Auto's 
  • Inventaris 

Slide 7 - Tekstslide

Financiële vaste activa 
  • Deelnemingen: bij kapitaalverschaffing (aandelen kopen in ander bedrijf) én duurzame band én gericht op eigen werkzaamheden
  • Vorderingen op groepsmaatschappijen 
  • Effecten (als belegging langer dan een jaar is)



Slide 8 - Tekstslide

5% of meer van de aandelen in bezit: meldingsplicht
> 50% bezit van de aandelen: meerderheidsbelang
< 50% bezit van de aandelen: minderheidsbelang

> 50% zeggenschap  of  meer dan de helft v.d. bestuurders of commissarisen benoemen = dochtermaatschappij

Slide 9 - Tekstslide

Deelnemingen of effecten?

Slide 10 - Tekstslide

40.3 Vlottende activa
  • voorraden (tegen historische uitgaafprijs)
    gereed product, onderhanden werk, grond- en hulpstoffen
  • vorderingen (o.a. debiteuren)
  • overlopende activa (nog te ontvangen/vooruitbetaalde bedragen)
  • effecten (tijdelijk overtollig vermogen)
  • liquide middelen (kas, bank)

Slide 11 - Tekstslide

Straks maken:

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn materiële vaste activa?
A
Gebouwen, deelneming en goodwill
B
Gebouwen, inventaris en auto
C
Auto, grond en deelneming
D
Grond, gebouwen en goodwill

Slide 13 - Quizvraag

Deelnemingen, horen bij de:
A
Immateriële vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten
D
Financiële vaste activa

Slide 14 - Quizvraag

Een licentie is:
A
het recht om een bepaald gebied te exploiteren
B
Kosten van product-ontwikkeling
C
De overnameprijs van een bedrijf
D
exploitatie van een door een ander bedrijf ontwikkeld product

Slide 15 - Quizvraag

Het doel van een deelneming is:
A
Langdurige samenwerking gericht op eigen werkzaamheden
B
Winst maken als je het bedrijf weer verkoopt
C
Beleggen van overtollige kasmiddelen
D
Zeggenschap krijgen in een ander bedrijf

Slide 16 - Quizvraag

Voorraden kunnen gewaardeerd worden tegen:
A
historische uitgaafprijs
B
actuele waarde
C
vervaardigingsprijs
D
alle drie

Slide 17 - Quizvraag