Klas 2 - Chapitre 1 - H (bez vnw)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui

Vocabulaire EFG

Bespreken ex. 28

P.C. herhalen

Grammaire H: bezittelijk vnw

ex. 30, 31, 33

Le but: 

het bezittelijk voornaamwoord gebruiken

Passé composé

Hoe maak je een passé composé?

Zet in de passé composé:

Je (chercher) mon livre.

1. Je cherche
2. J'as cherche
3. J'ai cherché
4. Je cherché

Zet in de passé composé:
Nous (avoir) une belle voiture.

1. avons été
2. avez été
3. avons eu
4. avez eu

Zet in de passé composé:
Ils (parler) anglais.

Zet in de passé composé:
Il (faire) ses devoirs.

bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

- Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is

- De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord dat volgt

   (mannelijk, vrouwelijk, meervoud)

Bezittelijk voornaamwoord

	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
mijn
jouw
zijn / haar
ons / onze
uw / jullie
hun

Bezittelijk voornaamwoord

	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn / haar	son	sa	ses
ons / onze	notre	notre	nos
uw / jullie	votre	votre	vos
hun	leur	leur	leurs

Bezittelijk voornaamwoord

Attention! 

Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker / h gebruik je het mannelijk bezittelijk voornaamwoord

mijn

mon frère= mijn broer

ma soeur= mijn zus

mes parents = mijn ouders

jouw

ton frère= jouw broer

ta soeur= jouw zus

tes parents = jouw ouders

zijn/haar

son frère= zijn/haar broer

sa soeur= zijn/haar zus

ses parents = zijn/haar ouders

ons/onze

notre grand-mère = onze oma

nos grand-mères = onze oma's

jullie/uw

votre grand-père = jullie/uw opa

vos grand-pères= jullie/uw opa's

hun

leur grand-père = hun opa

leurs grand-pères= hun opa's

(mijn) soeur

(haar) père

(onze) livres

(jouw) parents

(hun) frère

(haar) école

Au travail!

Ensemble: ex. 30a et 30d

Zelfstandig: ex. 30e, 31abd, 33