9.2 & 9.4

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

9.2 & 9.4

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • uitleg
  • werkvorm
  • afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les kunnen jullie...

  • De vijf risicofactoren noemen voor crimineel gedrag (9.2)
  • uitleggen welke maatschappelijke omstandigheden crimineel gedrag kunnen versterken (9.2)
  • Benoemen wat de politie met een verdachte mag doen (9.4)
  • De drie mogelijkheden benoemen die de officier van Justitie heeft (9.4)

Slide 4 - Tekstslide

Crimineel worden altijd is een keuze
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

 5 risicofactoren
Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat iemand verhoogde kans heeft om crimineel gedrag te vertonen.


Risicofactoren: De omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten.

Slide 6 - Tekstslide

5 risicofactoren
Wanneer er sprake is van de volgende factoren wordt de kans op misdaad groter:
  • een slechte opvoeding.
  • groepsdruk van vrienden.
  • alcohol of drugs.
  • spijbelen of schooluitval.
  • biologische factoren zoals psychische stoornissen.

Slide 7 - Tekstslide

Maatschappelijke omstandigheden
Naast persoonlijke kenmerken zijn er ook algemene (maatschappelijke) omstandigheden die crimineel gedrag beïnvloeden:
  • Er gelden minder strenge normen dan vroeger.
  • Er is minder sociale controle dan vroeger. Hierdoor is de pakkans kleiner geworden.
  • Slechte leefomstandigheden

Slide 8 - Tekstslide

Opvallende groepen
Bepaalde groepen in de samenleving komen vaker voor in de misdaadstatistieken, zoals:
  • Jongens en mannen (95% van de gevangenen zijn man).
  • Jongeren tussen de 15 en 25.
  • Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.

Slide 9 - Tekstslide

Criminaliteit naar leeftijdscategorie

Slide 10 - Tekstslide

Politiecijfers
Politiecijfers geven een beeld van de criminaliteit in een land. Toch kun je deze cijfers niet helemaal vertrouwen:
  • Niet iedereen doet aangifte.
  • Politie geeft soms voorrang aan bepaalde zaken.

Slide 11 - Tekstslide

Wat mag de politie met een verdachte
Je bent een verdachte als de politie denkt dat jij iets strafbaars hebt gedaan.

De politie mag:
  • Fouilleren
  • Arresteren
  • Huis doorzoeken ( met een huiszoekingsbevel)

Als de politie klaar met het onderzoek wordt er een proces-verbaal geschreven.

Slide 12 - Tekstslide

naar Halt
Als je tussen de 12 en 18 jaar bent en een licht misdrijf pleegt, kan de politie je naar Halt (Het ALTernatief) sturen.

Je krijgt dan geen strafblad en een speciale straf. 

Slide 13 - Tekstslide

Officier van Justitie

Het proces-verbaal gaat naar de Officier van Justitie. Deze beslist wat er met de verdachte gaat gebeuren:
  • Seponeren
  • Schikking
  • Vervolgen

Alle officieren van Justitie samen heet het OM

Slide 14 - Tekstslide

Een verdachte
A
heeft altijd iets strafbaars gedaan
B
heeft geen rechten
C
wordt altijd veroordeeld
D
is misschien schuldig

Slide 15 - Quizvraag

Joost heeft twee blikjes Red Bull gestolen in de Albert Heijn
Seponeren
Strafbeschikking
vervolgen

Slide 16 - Poll

Femke heeft 3 maanden lang op de zaterdagavond drugs verkocht op straat
Seponeren
strafbeschikking
vervolgen

Slide 17 - Poll

Jimmy heeft twee bushokjes kapot geslagen
Seponeren
Strafbeschikking
Vervolgen

Slide 18 - Poll

Ik vind het prima dat de politie mij mag fouilleren. Alles voor mijn eigen veiligheid
voor
tegen

Slide 19 - Poll

Mogen de rechten van de burger even 'vergeten' worden voor de veiligheid van de anderen?
Voor
tegen

Slide 20 - Poll

Kunnen jullie nu...

  • De vijf risicofactoren noemen voor crimineel gedrag (9.2)?
  • uitleggen welke maatschappelijke omstandigheden crimineel gedrag kunnen versterken (9.2)?
  • Benoemen wat de politie met een verdachte mag doen (9.4)?
  • De drie mogelijkheden benoemen die de officier van Justitie heeft (9.4)?

Slide 21 - Tekstslide