Bouwsteen 05 - Hoofd- en bijzaken 2F en 3F

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken

Slide 2 - Tekstslide

Doel
In dit deel leer je:
  • het verschil tussen hoofd- en bijzaken benoemen;
  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken van een geschreven en van een gesproken tekst;
  • hoofd- en bijzaken van een geschreven of gesproken tekst in een mindmap zetten;
  • benoemen wanneer een hoofdzaak verandert in een bijzaak en andersom.
 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van de theorie van de Bouwsteen 5?
timer
0:35

Slide 4 - Open vraag

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdzaken
Elke geschreven of gesproken tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. Een tekst heeft ook een doel: informeren, overtuigen, instrueren of amuseren. 
Niet alle informatie is even belangrijk om dat doel te bereiken. Sommige informatie kun je weglaten. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken. 
Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe onderscheid je de hoofdzaken in een tekst?

  • Lees de tekst eerst verkennend;
  • Lees de tekst dan globaal en beantwoord de volgende vragen:
1. Wat is het onderwerp van de tekst en wat weet ik er al van?
2. In welk medium (krant, internet, tijdschrift) staat de tekst, wie is de auteur, wanneer is de tekst geschreven en wat is het doel van de tekst?
3. Wat is de hoofdgedachte, hoe is de tekst opgebouwd en welke structuur herken ik?
  • Lees daarna de tekst intensief. Iedere alinea in de kern van de tekst bevat een hoofdzaak.
Meestal is dit de eerste, de tweede of de laatste zin van de alinea. Soms zijn het de eerste twee of de laatste twee zinnen samen. Markeer de zinnen die een hoofdzaak bevatten.
Let ook op signaalwoorden. 



Slide 7 - Tekstslide

Bijzaken
Naast hoofdzaken bevat een tekst ook vaak bijzaken. Een tekst bereikt zijn doel niet zonder de hoofdzaken, maar kan zijn doel wel bereiken zonder de bijzaken. 

Voorbeelden, grapjes en anekdotes zijn bijzaken. Die maken de tekst leuk of interessant om te lezen, maar geven geen belangrijke informatie over het onderwerp.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is uit de onderstaande tekst de hoofdzaak?

Ik ben vandaag later in de les, want ik moet eerst naar de tandarts.

Slide 9 - Open vraag

Is een hoofdzaak vaak een voorbeeld?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Je vindt hoofdzaken meestal aan het begin of aan het eind van een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een tekst beantwoordt wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven antwoord op één van die vragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de bijzaak?

Verschillende automerken, zoals Fiat, Audi en BMW, hebben elektrische auto's.

Slide 13 - Open vraag

Geef een korte omschrijving van hoofd- en bijzaken. En waarom het belangrijk is dat je die kunt onderscheiden.
timer
0:45

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag
Maken: bouwsteen 5 hoofd- en bijzaken
  • Lezen en luisteren voor 23 april af
  • Leerlijn spelling-grammatica voor 70% afmaken

Slide 15 - Tekstslide

Einde

Slide 16 - Tekstslide