§6.4 Evenwichtsvoorwaarde

Leg uit wat is een chemisch evenwicht is
1 / 32
volgende
Slide 1: Open vraag
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leg uit wat is een chemisch evenwicht is

Slide 1 - Open vraag

"De reactiesnelheid van de reactie naar rechts en links is gelijk als er chemisch evenwicht is."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Welke reactie verloopt het snelst op tijdstip t1?
A
Heengaande reactie
B
Teruggaande reactie

Slide 3 - Quizvraag

"Als een reactie het evenwicht heeft bereikt, veranderen de concentraties van de stoffen niet meer."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

"Concentraties van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

"Hoeveelheden van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de punten voor de reactie naar het juiste vak.
H2(g)+I2(g)2 HI(g)
N2(g)+3 H2(g)2 NH3(g)
Ca(OH)2(s)Ca2+(aq)+2 OH(aq)
Heterogeen
Homogeen

Slide 7 - Sleepvraag

Doelen
  • Je kunt een evenwichtsvoorwaarde opstellen aan de hand van een evenwichtsreactie
  • Je kunt de evenwichtsconstante berekenen
  • Je kunt  uitleggen welke factoren de evenwichtsvoorwaarde beïnvloeden

Slide 8 - Tekstslide

Geef de (evenwichts)reactie van de vorming van ammoniak uit stikstof en waterstof. Neem deze ook over op papier

Slide 9 - Open vraag

Concentratiebreuk
  • Metingen waarbij een verband is tussen de beginstoffen en de reactieproducten
  • Concentratiebreuk bij een evenwicht
  • Product van de reactieproducten delen door het product van de beginstoffen
  • Coëfficiënten worden een exponent in de vergelijking

Slide 10 - Tekstslide

Evenwichtsconstante
  • Concentraties bij evenwicht worden ingevuld blijft de uitkomst altijd gelijk.
  •  evenwichtsconstante K = Qc
  • Alleen stoffen in de breuk die kunnen variëren in concentratie

Slide 11 - Tekstslide

Welke van de onderstaande fasen zijn variabel in concentratie?
A
s
B
l
C
g
D
aq

Slide 12 - Quizvraag

Evenwichtsvoorwaarde
Voor een algemene reactie geldt:

m A + n B           q C + r D 

Mits alle stoffen in gasfase of opgeloste fase voorkomen

K is een constante en heeft geen eenheid.

Slide 13 - Tekstslide


A
B
C
De juiste evenwichtsvoorwaarde staat er niet bij.

Slide 14 - Quizvraag

Geef de evenwichtsvoorwaarde van de volgende reactie:
N2O4 (g) <-- --> 2 NO2 (g)

Slide 15 - Open vraag

K berekenen
  • Van een evenwicht maak je eerst de reactievergelijking.
  • De coëfficiënten geven de molverhouding aan! 
  • Daarna maak je een omzettingstabel 
  • Vanuit de omzettingstabel kun je de concentraties invullen
  • Vervolgens maak je de concentratiebreuk
  • Vul de concentraties in, en bereken de K.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldopgave 4
In een reactievat van 10,0 L worden bij een bepaalde temperatuur en druk 2,0 mol stikstof en 4,0 mol waterstof gebracht. Na het instellen van het evenwicht blijkt er 1,0 mol ammoniak zijn ontstaan.
  1. Maak de reactievergelijking (eventueel al de evenwichtsvoorwaarde als je dat makkelijker vindt)
  2. Maak een omzettingsschema. Zie volgende dia voor het voorbeeld.
  3. Bereken de concentraties en vul ze in de evenwichtsvoorwaarde in
  4. Bereken K 
  5. Controleer je significantie

Slide 17 - Tekstslide

Omzettingsschema (BOE)

Slide 18 - Tekstslide

Ingevuld BOE schema
Omdat er 1,0 mol ammoniak ontstaat kun je uit de verhouding aflezen hoeveel stikstof en hoeveel waterstof er hebben gereageerd. 
Vervolgens zijn de concentraties uit gerekend door het aantal mol te delen door het volume

Slide 19 - Tekstslide

Evenwichtsvoorwaarde

Slide 20 - Tekstslide

Voorspel wat er gebeurd wanneer je de temperatuur verhoogd bij een evenwichtsreactie.

Slide 21 - Open vraag

Wat gebeurd er met het evenwicht wanneer je het reactieproduct weghaalt?

Slide 22 - Open vraag

IJzer(III)fluoride lost op in water. Geef de reactievergelijking en de evenwichtsvoorwaarde.

Slide 23 - Open vraag

In een vat van 1,0 L wordt 14 mmol waterstofjodide gas gebracht. Er stelt zich een evenwicht in waarbij er waterstof en jooddamp ontstaat. Na het instellen van het evenwicht is er nog 6,0 mmol waterstofjodide over.
Bereken de evenwichtsconstante.

Slide 24 - Open vraag

0

Slide 25 - Video

0

Slide 26 - Video

Zelf oefenen
In een vat van 5,0 L brengt men 0,60 mol 
stikstof en 1,60 mol waterstof. Bij evenwicht
blijkt er 0,70 mol ammoniak te zijn gevormd.
Bereken de concentraties (in mol/L) van
alle stoffen bij evenwicht.
Bereken daarna de evenwichtsconstante
Werk de opgave uit op papier.

Slide 27 - Tekstslide

Uitwerking
stap 1  RV                                                                                3 H2     +    N2    <=> 2 NH3
stap 2 BOEM-tabel
stap 3 gegevens invullen
TIP: kijk goed naar de 
eenheden en gebruik
de juiste rij!
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 28 - Tekstslide

Uitwerking
stap 4 bereken omzetting.                                          3 H2       +   1  N2    <=> 2 NH3
begin met de stof
waarvan je de hoeveel-
heid weet bij begin en
evenwicht. Gebruik de
molverhouding om de
omzetting van de andere
stoffen te berekenen.
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 29 - Tekstslide

Uitwerking
stap 5 Antwoord geven
Bereken de hoeveel-
heden bij evenwicht.
Dit is je antwoord in mol.
Er wordt gevraagd om
concentratie (in mol/L =
Molariteit), dus je moet 
nog delen door het 
volume (5,0 L).
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,55
0,25
0,70
Molariteit
0,11
0,05
0,14

Slide 30 - Tekstslide

Uitwerking
stap6: Evenwichtsconstante
uitrekenen. (ps de haken
moeten natuurlijk vierkant
zijn.)
 


K= 2,9 x 10
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,55
0,25
0,70
Molariteit
0,11
0,05
0,14
K=(H2)3(N2)(NH3)2

Slide 31 - Tekstslide

Ik kan verder met oefenen
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll