Ramadan- Nieuwsbegrip

Nieuwsbegrip 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nieuwsbegrip 

Slide 1 - Tekstslide

Wie doet er mee aan ramadan?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Link

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lees de inleiding 

Slide 6 - Tekstslide

2. Wat is ramadan?
A
Dat is een maand waarin moslims overdag nergens naartoe gaan.
B
Dat is een maand waarin moslims overdag niets eten en drinken.
C
Dat is een plaats waar moslims samen gaan eten en drinken.

Slide 7 - Quizvraag

Lees het stukje: Vasten 

Slide 8 - Tekstslide

4. Waarom vinden moslims het belangrijk om te vasten?
A
Omdat ze dan kunnen voelen wat honger is en hoe dat is voor arme mensen.
B
Omdat ze dan eindelijk een keer naar de moskee kunnen gaan.
C
Omdat ze dan niet meer bang hoeven te zijn om straf te krijgen of ruzie te krijgen.

Slide 9 - Quizvraag

Lees het stukje: Andere datum 

Slide 10 - Tekstslide

6. De ramadan begint waarschijnlijk op 13 april. Is dat elk jaar zo?
A
Ja, hij begint elk jaar op 13 april. Vroeger begon hij ook weleens 11 dagen eerder of later.
B
Meestal begint de ramadan op 13 april. Maar hij kan ook op 29 april of 30 april beginnen.
C
Nee, hij begint elk jaar op een andere datum. Hij begint steeds ongeveer 11 dagen eerder.

Slide 11 - Quizvraag

Lees het stukje: Niet iedereen 

Slide 12 - Tekstslide

8. Op welk moment van de dag mogen moslims tijdens de ramadan wel eten?
A
Alleen op 13 april in de middag
B
Als de zon onder is
C
Overdag

Slide 13 - Quizvraag

9. Wie hoeven er niet mee te vasten? Zet een kruisje voor de drie goede antwoorden.

Goed 
Fout
Kinderen
Oude mensen 
De mensen die naar de moskee gaan
Zieke mensen
moslims
Vrouwen die veel kinderen hebben

Slide 14 - Sleepvraag

11. Wanneer wordt Suikerfeest gevierd?
A
Als de ramadan begint
B
Als de ramadan drie dagen bezig is
C
Als de ramadan voorbij is

Slide 15 - Quizvraag

Lees het stukje: Het einde van de ramadan 

Slide 16 - Tekstslide

2. Welke titel past ook goed bij deze tekst?
A
Lekker eten en cadeaus bij Suikerfeest
B
Moslims gaan bijna vasten
C
Steeds meer mensen vieren ramadan

Slide 17 - Quizvraag

3. Lees regel 4. Daar staat: Moslims vinden het geen straf om te vasten. Wat betekent iets geen straf vinden?
A
Iets moeilijk vinden
B
Iets prima vinden
C
Iets spannend vinden

Slide 18 - Quizvraag

4. Kijk in het stukje Vasten. Je leest daar de zinnen: Moslims vinden het geen straf om te vasten. Zo voelen ze wat honger is. En ze denken daardoor aan arme mensen.
Welke zin past het beste ná deze zinnen?

A
Maar dit jaar is er geen ramadan.
B
Maar moslims doen nog meer tijdens de ramadan.
C
Maar niemand weet hoe je moet vasten.

Slide 19 - Quizvraag

5. Lees regel 11. Daar staat: Elk jaar begint hij ongeveer 11 dagen eerder. Waar verwijst hij naar?
A
Hun god (regel 6)
B
De ramadan (regel 10)
C
De zon (regel 14)

Slide 20 - Quizvraag

6. Lees regel 14. Daar staat: Als de zon onder is, doen ze dat wel. Waar verwijst dat naar?


A
Geld geven aan goede doelen (regel 7 en 8)
B
Eten en drinken (regel 13)
C
Iets doen voor andere mensen (regel 18)

Slide 21 - Quizvraag

7. Lees regel 14 en 15. Daar staat: Lang niet eten en drinken is best heftig. Wat betekent heftig?
A
Erg of moeilijk
B
Leuk of gezellig
C
Verdrietig of eng

Slide 22 - Quizvraag



8. Kijk in het stukje: Niet iedereen. 
Sommige mensen hoeven niet mee te vasten. Wat kunnen zij later doen? Zet een kruisje voor de twee goede antwoorden.

Goed
Fout
Ze kunnen het vasten later inhalen.
Ze kunnen iets doen voor andere mensen.
Ze kunnen vaker naar de moskee gaan
Ze kunnen vasten als de zon onder is.

Slide 23 - Sleepvraag

9. Kijk in het stukje: Het einde van de ramadan. Wat is de beste samenvatting?
A
Aan het einde van de ramadan vieren moslims drie dagen het Suikerfeest.
B
Na de ramadan vieren moslims 29 of 30 dagen een heel groot feest.
C
Tijdens de ramadan eten moslims lekkers en krijgen de kinderen cadeaus.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide