p3 - lesweek 4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

Kapitel 3 - Lektion 5

Programm

• Wortschatz & Aussprache L. 4 + 5
  
• Audio: Angebote im Supermarkt 
  
• Audio: Einkaufen im Supermarkt 
  

• Wordwall
• Christina Stürmer - Supermarkt 
  

__________________________________________________________________

Fertig? Test jezelf, woordtrainer, WRTS und so weiter ..

Ferien/Urlaub

Wie waren die Ferien?
Wer ist in Urlaub gefahren?

Wie waren deine Ferien?
Umschreibe in 3 Stichwörter deine Ferien (auf Deutsch!).

Welches Wort passt?

Wähle. Benutze die Lernbox von Lektion 5 Kapitel 3.

Schritt 1: Übersetze den Satz ins Niederländische.

Schritt 2: Welches Wort passt? (werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord..?) Benutze die Lernbox.

Schritt 3: Wähle die deutsche Übersetzung.

Übersetze...

Habt bitte noch ein bisschen Geduld! 

Das Essen ist in zehn Minuten ...!

Habt bitte noch ein bisschen Geduld! Das Essen ist in zehn Minuten ...!

1. Zeitung
2. Alltag
3. fertig
4. komisch

Übersetze...

Du kannst die ... auch online lesen.

Du kannst die ... auch online lesen.

1. Zeitung
2. Alltag
3. fertig
4. komisch

Übersetze...

Welche Zutaten ... noch? – Butter und Milch.

Welche Zutaten ... noch? – Butter und Milch.

1. bedeuten
2. fehlen
3. Grund
4. je ... desto ...

Wiener Schnitzel

Angebote im Supermarkt

K3 Lektion 5 Aufgabe 3
Höre dir das Fragment Angebote im Supermarkt an. 
Beantworte die Fragen. 

Einkaufen im Supermarkt

K3 Lektion 5 Aufgabe 4 + 5
Höre dir das Fragment Einkaufen im Supermarkt an und beantworte die Fragen. 

Zeit für Wordwall!

Minder dan 6 punten?

Maak dan de quiz nog een keer!

https:

Hoe vond je 

deze les?

😒🙁😐🙂😃

Hausaufgaben:

Nächstes Mal:

• Kapitel 3: L4 + L5: Aufgaben von heute (1 bis 5) fertig 
• Lerne Lektion 1, 2, 3

SO Kapitel 3

Am Montag, dem 8. März, Klasse 2C+2D

Am Dienstag, dem 9. März, Klasse 2B

Kapitel 3 - Lektion 5

Programm

• Zinsontleding
• De uitgangen (H)
• Woordjes leren via Quizlet

__________________________________________________________________

Fertig? Test jezelf, woordtrainer, WRTS und so weiter ..

Meewerkend vw

Lijdend vw

Onderwerp

1e naamval

3e naamval

4e naamval

1e, 4e en 3e naamval

Theorie

1e naamval: onderwerp (hij)

> wie/wat + gezegde

4e naamval: lijdend voorwerp (hem)

> wat + gezegde + onderwerp

3e naamval: meewerkend voorwerp (aan hem?)

> aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Hoe begin je als je een zin moet ontleden?

Welke stappen volg je als je een zin gaat ontleden?

1. Eerst alle werkwoorden in de zin zoeken. Dit is het gezegde

2. Je vraagt WIE of WAT + de werkwoorden: het antwoord hierop is het ONDERWERP

3. Je vraagt dan WIE of WAT + de werkwoorden + Onderwerp: het antwoord hierop is  het LIJDEND VOORWERP

4. Blijft er nog een zinsdeel over, dan is dat het MEEWERKEND VOORWERP. Controleer dit door 'aan' of 'voor' voor het zinsdeel te zetten

Im Winter hat mein Onkel einen Iglu gebaut.

1/3

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Im Winter hat mein Onkel einen Iglu gebaut.

2/3

uitleg/antwoord

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Meiner Oma hast du die Geschichte nicht erzählt!

3/3

uitleg/antwoord

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Je weet hoe je de naamvallen kunt vinden.

De volgende stap zijn de uitgangen!

De Der-Gruppe. 

Leer deze tabel uit je hoofd!

Dit is de Ein-Gruppe. 

De uitgangen lijken erg op die van de Der-Gruppe!

D.. Zug (m) hatte Verspätung.

1. der
2. dem
3. den
4. die

Plan van aanpak...

Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands.

Stap 2: Gezegde

Stap 3: Onderwerp: Wie/wat + gezegde? 

Stap 4: Lijdend voorwerp: Wat + gezegde + onderwerp?

Stap 5: Meewerkend voorwerp: Aan wie?

Tot slot: Kijk in de tabel en vul de uitgangen in.

D.. Stadt (v) in Bayern heißt München.

1. die
2. der

Mein.. Hund (m) hat unser.. Sofa (o) beschädigt.

1. meinen, unserem
2. mein, unser
3. meiner, unseren
4. meinem, unser

D.. Mädchen (o) gibt d.. Jungen (mv) neue Bücher.

1. Die, den
2. Das, den
3. Die, dem
4. Das, dem

Ich habe d.. Schlussel (m) dein.. Frau (v) gegeben.

1. die, deine
2. der, deiner
3. der, deine
4. den, deiner

Lernbox

> Kurze Wiederholung

Wie lernst du für Deutsch?

Stap 2:

Stap 1:

Stap 3:

In welke volgorde kun je het beste leren?

Stap 0:

Zet de lijst in Quizlet / wrts.

www.quizlet.live

Hoe vond je 

deze les?

😒🙁😐🙂😃

Hausaufgaben:

Nächstes Mal:

• Kapitel 3: L4 + L5: Aufgaben von heute (1 bis 5) fertig 
• Lerne Lektion 1, 2, 3

SO Kapitel 3

Am Montag, dem 8. März, Klasse 2C+2D

Am Dienstag, dem 9. März, Klasse 2B

-ENDE-