2TH Woordsoorten: lw, bn, zn, ww

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2B

Vandaag...
- stillezen
- start Woordsoorten H2



Huiswerk maandag 20 februari
- Maken:  Taalverzorging grammatica H2 (blz. 54/55) opdracht 1 t/m 5



Leerdoelen:
- Ik kan een lidwoord (lw), een 
bijvoeglijk naamwoord (bn), een zelfstandig naamwoord (zn) en  een werkwoord (ww) 
in een zin benoemen.



1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2B

Vandaag...
- stillezen
- start Woordsoorten H2



Huiswerk maandag 20 februari
- Maken:  Taalverzorging grammatica H2 (blz. 54/55) opdracht 1 t/m 5



Leerdoelen:
- Ik kan een lidwoord (lw), een 
bijvoeglijk naamwoord (bn), een zelfstandig naamwoord (zn) en  een werkwoord (ww) 
in een zin benoemen.



Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Je moet pas versoepelen als daar in de ziekenhuizen ruimte voor is
Nieuwe woorden: Prikpauze, vaccinatiestraat, mondkapje, 
Ook al zijn de bijwerkingen zeer zeldzaam, toch moet je de prik niet meer geven
wat doet een informateur?

volstrekt , dwangarbeider, impasse, pro-britse pro-ierse, geweld aanwakkeren, hoop gloren, impuls geven, subsidie

Slide 6 - Tekstslide

Je moet pas versoepelen als het aantal coronapatiënten in het ziekenhuis sterk is gedaald.
A
eens
B
oneens

Slide 7 - Quizvraag

'Je moet pas versoepelen als het aantal coronapatiënten in het ziekenhuis sterk is gedaald'
Leg uit waarom je het eens of oneens bent met deze stelling.

Slide 8 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met een 'prikpauze'?

Slide 9 - Open vraag

De ernstige bijwerkingen van AstraZenica zeer zeldzaam, dus we moeten dit vaccin gewoon blijven gebruiken.
A
eens
B
oneens

Slide 10 - Quizvraag

'De ernstige bijwerkingen van AstraZenica zijn zeer zeldzaam, dus we moeten dit vaccin gewoon blijven gebruiken.'
Leg uit waarom je het eens of oneens bent met deze stelling.

Slide 11 - Open vraag

Tjeenk Willink is de nieuwe informateur. Wat doet een informateur?
A
iemand die het volk informeert over wat er in de Tweede Kamer gebeurt
B
iemand die onderzoekt welke partijen samen zouden kunnen regeren.
C
iemand die heel nieuwsgierig is
D
een journalist die vooral politici interviewt

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent 'volstrekt'?
A
heel lang
B
beslist
C
helemaal
D
een beetje

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn 'dwangarbeiders'?
A
mensen die geen zin hebben om te werken
B
mensen die te jong zijn om te werken
C
mensen die het werk van anderen streng controleren
D
mensen die onder bedreiging van straf, tegen hun wil, werk verrichten

Slide 14 - Quizvraag

Pro-Brits betekent dat je
A
vóór de Britten bent
B
tegen de Britten bent

Slide 15 - Quizvraag

impasse
subsidie
impuls
stimulans / iets wat je in beweging brengt
geld van de overheid om mensen en bedrijven te steunen
moeilijke situatie waar je niet uit kunt komen

Slide 16 - Sleepvraag

Van deze woorden
wil ik nog graag
de betekenis weten

Slide 17 - Woordweb

Wat weet u van...
- werkwoord
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- voorzetsel

Geef daarna op het blad per woord aan welk woordsoort dit is.

Slide 18 - Tekstslide





De gele stift ligt op een houten tafel.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan een lidwoord (lw) in een zin benoemen.
- Ik kan een bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin benoemen.
- Ik kan een zelfstandig naamwoord (zn) in een zin benoemen.
- Ik kan een werkwoord (ww) in een zin benoemen.



Slide 20 - Tekstslide

Even kijken...
Wat heb je onthouden van de vorige leerjaren?

Slide 21 - Tekstslide

Bij welke woordgroep horen
'de', 'het' en 'een'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 22 - Quizvraag

Hoe benoem je woorden als 'lopen', 'lachen', 'luieren' en 'lasergamen'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 23 - Quizvraag

In welk rijtje staan alléén zelfstandig naamwoorden (zn)?
A
sleutel, grote, Amsterdam
B
Robert, laptop, koffiekop
C
IJssel, blauwe, kindje
D
lijmpot, verliefd, Zwolle

Slide 24 - Quizvraag

In welk rijtje staan stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden (bn)?
A
lieve, aardige, leuke
B
saaie, langdradige, vervelende
C
gouden, houten, ijzeren
D
roze, paarse, groene

Slide 25 - Quizvraag

Lidwoord (lw)

- Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

- De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw).
- Een is een onbepaald lidwoord (olw).

- Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord (zn).
 Let op: soms staat er een bijvoeglijk naamwoord tussen het  
 lidwoord en het zelfstandig naamwoord.

- Let op: een betekent soms niet een, maar één

Slide 26 - Tekstslide

De gele stift ligt 
op een houten tafel.


Lidwoorden in deze zin
zijn dus... 

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord of bijvoeglijk naamwoord staan.
       > Het zijn vaak GeMeDiPlaDi: gevoel, mensen, dieren, planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.

- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn: Kampen, IJssel, Pieter, Nederland

Slide 28 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
'stift' is een zn, want...
- het is een gemedipladi (ding)
- er staat een lidwoord voor (de)
- er staat een bijvoeglijk naamwoord voor (gele)
- je kunt er een verkleinwoord van maken (stiftje)
- je kunt er een meervoudsvorm van maken (stiften)
        

Slide 29 - Tekstslide

Noem zelf nog eens een aantal zn:

Slide 30 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.

- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  
   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.

- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of welk 
   materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 31 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
Het bn kan zowel vóór als achter het zn staan!

De gele stift <-> de stift is geel.
Een houten tafel <-> een tafel van hout.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in
'De gele stift ligt op een houten tafel'?

Slide 33 - Open vraag

Werkwoord (ww)
- Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of overkomt.

- Een werkwoord kan voorkomen als
     > persoonsvorm (pv)
     > voltooid deelwoord (vd)
     > infinitief (inf) / hele werkwoordsvorm

- Iedere zin bevat ten minste één werkwoord (de pv)


Slide 34 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
- Wat doet de stift?
- Liggen. 
- Ligt is dus een werkwoord (ww).


Slide 35 - Tekstslide

De gele stift ligt op een houten tafel.
De             = blw
gele          = bn
stift           = zn
ligt             = ww
op              = ???
een            = olw
houten     = stoffelijk bn
tafel          = zn

Slide 36 - Tekstslide

En nu...
Maak van Taalverzorging grammatica H2 opdracht 1, 2, 3 (blz. 54/55)


Slide 37 - Tekstslide

Heb je alle opdrachten van H2 > Taalverzorging > Grammatica af?
A
Ja, zeker!
B
Nee, bijna
C
Nee, maar ik ben goed op weg
D
Nee, ik moet nog beginnen

Slide 38 - Quizvraag

Kun je lw, bn, zn en ww in een zin benoemen?
A
Ja, zeker
B
Ja, meestal wel
C
Nog niet, ik vind het best lastig
D
Nee, ik heb hulp nodig

Slide 39 - Quizvraag

Deze vraag heb ik nog over de leerdoelen:

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Link