H11 Persoonlijkheid HWE

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Psychologie/sociologieBuitengewoon lager onderwijs

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In het volgende fragment van Het Huis goed kijken naar het gedrag van Siska Schoeters!

Slide 2 - Link

0'00" - 2'32"

leerlingen duiden persoonlijkheidskenmerken aan
Inleiding
Welke persoonlijkheidskenmerken hebben jullie aangeduid voor Siska?
  •  Zit persoonlijkheid aan de binnenkant of aan de buitenkant?
  • Kun je persoonlijkheid veranderen gedurende je leven of blijft die ongewijzigd?
  • Wordt jouw persoonlijkheid bepaald door nature of door nurture?
  • Heb je een idee van hoe jouw persoonlijkheid is?
  • Heb je de indruk dat anderen weten wie je bent?


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Hoe ziet mijn persoonlijkheid en identiteit eruit online?
Bekijk je eigen online profielen om dit te vergelijken met de realiteit.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is persoonlijkheid?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen p. 150
1.1 Persoonlijkheid
= datgene dat typisch is voor iemand 
= datgene dat iemand onderscheidt van anderen
-> wordt zichtbaar in de manier waarop iemand zich gedraagt

Definitie 'persoonlijkheid'
= een verzameling van stabiele en unieke psychische (innerlijke) en gedrags-matige (uiterlijke) kenmerken, waardoor iemand zich in de loop van zijn/haar leven op een min of meer gelijkaardige manier gedraagt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.1 Persoonlijkheid
Oef. 1 p. 150:
- Stabiele en unieke kenmerken:
  • Bij de voorbereiding op een toets is de ene leerling altijd heel gedisciplineerd, terwijl een andere leerling lui is en minimale inspanningen levert.
- Zich op een min of meer gelijkaardige manier gedragen:
  • Iemand die als kind plichtsbewust huiswerk maakte, is later in een werksituatie ook iemand op wie de collega's/baas altijd kunnen rekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.1 Persoonlijkheid
Ligt onze persoonlijkheid levenslang vast?
  • Evolueert doorheen de jeugdjaren
  • Onder invloed van bepaalde situaties kan het nog veranderen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Wat zag je in deze video? Wat vind je 'typisch' voor deze Italiaanse kok?

Temperament = het aangeboren deel van onze persoonlijkheid dat ons doet reageren op prikkels volgens een bepaald emotioneel patroon.

Oef. 2 p. 150:
  • Iemand die vurig is, snel op zijn paard zit... 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Klassieke oudheid -> arts Hippocrates -> iemand pas gezond als er een evenwicht is tussen 4 lichaamssappen (bloed, gele gal, zwarte gal en slijm)

Arts Galenus -> 4 persoonlijkheidstypes -> temperament afhankelijk van het lichaamssap dat in meerdere mate aanwezig was:
- sanguinisch temperament -> bloed
- cholerisch temperament -> gele gal
- flegmatisch temperament -> slijm
- melancholisch temperament -> zwarte gal

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Oef. 3 + 4 p. 151: Kijk naar de foto's en vul hierop de oefeningen in. Werk per twee. Daarna verbeteren we mondeling.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Temperamentenleer van Hippocrates
= achterhaald
Echter nog ingebakken in onze cultuur... 

Oef. 5 p. 151: 
  • We herkennen het woord 'colère' in het cholerische temperament.
  • Een synoniem voor melancholie is zwartgalligheid.





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Opdracht (per 2, maar ga eerst apart zitten): 
Hoe schat je jouw eigen temperament in? En hoe voor een klasgenoot?
Stel je voor: 
  • Jouw lichaamssappen zijn samen 100%.
  • Hoeveel percentage sap heb ik van alle 4? 
  • Hoeveel schat ik dit voor mijn klasgenoot?
  • Vergelijk met elkaar.





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Eventueel voor thuis: 
Voer zelf een test uit welk temperament je hebt.
www.metavoor.nl/test/de-vier-temperamenten

Duur: ongeveer 5 à 10 minuten





Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld
Oef. 6 p. 152: 
  • Wat zijn de persoonlijkheidskenmerken die je voor jezelf hebt gemarkeerd?
  • Wat zijn jouw uiterlijke kenmerken?
  • Wat zijn jouw vaardigheden?
  • Wat zijn jouw beperkingen?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld = zelfconcept
= de kennis die we over onszelf hebben
  • persoonlijkheidskenmerken
  • uiterlijke kenmerken
  • vaardigheden
  • beperkingen 
  • de manier waarop je bij anderen overkomt

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld 
Anderen heel belangrijk -> soort spiegel
Hoe heet het principe weer waarbij we veel leren over onszelf door de reacties van anderen?
  • Looking-glass self-principe: het oordeel dat we over onszelf hebben wordt in hoge mate beïnvloed door hoe we denken dat anderen over onszelf oordelen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld 
Ontstaan: 
  • Peuters -> reeds in de eerste levensjaren (zelfbewustzijn)
  • Kleuters -> zichzelf beschrijven in concrete termen
  • Lagere school of adolescenten -> gevoelens en gedachten toegevoegd

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld heeft twee componenten (volgens Morris Rosenberg):
  • zelfcognitie/zelfkennis = wat je weet over jezelf (kwaliteiten, kenmerken, talenten, zwaktes...)
  • zelfwaardering = de waardering die je geeft aan alles wat je over jezelf weet

Self-esteem test maken! p.153


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld: soorten:



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld en zelfwaardering beïnvloed door aantal factoren (boek p. 153):
  • opvoeding
  • omgeving
  • stereotypes
  • leeftijd
  • geslacht
  • sociale vergelijking

We maken nu samen oef. 7 p. 154.


Slide 22 - Tekstslide

Een stereotype is een uitvergroot beeld van een groep mensen.
Een beeld dat niet meer klopt met de werkelijkheid omdat één eigenschap of een vroegere eigenschap uitvergroot wordt. Alsof elke Engelsman een bolhoed draagt, elke Afrikaan goed danst en elke 60-plusser met een wandelstok loopt.

https://www.watwat.be/racisme/wat-zijn-stereotypen

(ook filmpje met uitleg)
Stereotypen kunnen positief of negatief zijn, maar ze blinken vooral uit in het overdrijven. Vaak zijn ze gebaseerd op het gedrag of het uitzicht van een paar mensen die plots het beeld gaan bepalen van de hele groep: alsof er geen geëmancipeerde moslima's bestaan, of geen magere Amerikanen.
Onschuldig? Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie. 
1. Begrippen
1.4 Identiteit
Identiteit = de manier waarop we onszelf definiëren en beschrijven
  • Aan de buitenwereld tonen wie we zijn
  • Krijgt vorm in interactie met onze omgeving

Oef. 8 p.155

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: vier categorieën (Jonathan Creek):
  • persoonlijke identiteit: hoe we onszelf definiëren door persoonlijke eigenschappen/kenmerken
  • sociale identiteit: de rol die je vervult in de maatschappij
  • collectieve of culturele identiteit: het gevoel van verbondenheid met een groep
  • relationele identiteit: de sterke verbondenheid die je voelt met anderen in je omgeving


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: oef. 9 p. 155 (samen) + oef. 10 (individueel)



Gelaagde identiteit: onze identiteit kent meerdere dimensies 

Ontwikkeling identiteit: geen eindpunt - kan blijvend veranderen (in tegenstelling tot persoonlijkheid - is stabiel rond 30ste levensjaar)

We maken oef. 11 p. 156 (samen).

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: wil je achterhalen welke factoren je identiteit bepalen? Doe dan volgende test: 
https://test.psychologiemagazine.nl/test/wat-bepaalt-mijn-identiteit

(zie ook volgende slide)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

2. Big five p. 157
Big Five – ook bekend als de vijffactortheorie of het OCEAN-model – is de meest gebruikte en best onderzochte persoonlijkheidstheorie.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Big Five
Uit jarenlang en wereldwijd psychologisch onderzoek blijkt dat je
iemands persoonlijkheid door middel van vijf dimensies,
de zogenaamde ‘Big Five’, kunt beschrijven. 
Per dimensie kun je hoog, laag of ergens daar tussenin scoren. 
In heel veel situaties zullen één of meerdere dimensies bepalen hoe je
reageert. Jouw persoonlijkheid bepaalt dus jouw gedrag!

Tegenwoordig gebruikt men egelmatig het HEXACO-model. Dat is een aangepaste versie van de Big Five, waarbij er naast de vijf bestaande dimensies een zesde bijkomt (eerlijkheid-bescheidenheid) waarop mensen gescoord worden  (moet je niet  kennen).

Maak oef. 12 p. 171 (individueel).
oef. 12.



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Hoe reageren de verschillende persoonlijkheidskenmerken?

2. Big five (extra info)
Big Five: hieronder zie je de vijf dimensies met telkens hun tegenovergestelde uiterste:

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Big five
Oef. 13 p. 158: zet de vijf dimensies op de juiste plaats in de laatste kolom van oef. 12.

Maak daarna ook oef. 14.

Oef. 15: Moodboard maken. Zie ss voor instructies.
Deze opdracht maak je tegen 10 mei (zie planner).

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests p. 159
Persoonlijkheidstests
-> op basis van Big Five
->  gebruikt voor verschillende doeleinden (vb. Sollicitatie)
-> vragenlijsten die (meestal) bestaan uit meer dan 100 stellingen -> aangeven in hoeverre je akkoord gaat
-> gevaren:
- online ook veel testen, maar zijn korter dan professionele -> hierdoor is wetenschappelijke waarde beperkt
- juistheid is afhankelijk van hoe goed je jezelf kan inschatten
Oef. 16  + 17 p. 173

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests
Persoonlijkheidstests
Wil jij ook eens een persoonlijkheidstest doen?

https://www.123test.com/nl/persoonlijkheidstest/#its123-testAnchor of zie volgende slide

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests
Persoonlijkheidstests
  • ook gerichte persoonlijkheidstest -> kijken naar afzonderlijke kenmerken persoonlijkheid -> prikkel die men moet interpreteren -> je antwoord vertelt iets over je persoonlijkheid
  • Rorsachtest: 10 afbeeldingen van symmetrische inktvlekken -> interpretatie van afbeelding zegt iets over (deel van je) persoonlijkheid /  meer over mogelijke persoonlijkheidsstoornis
  • gevaar: ook hier is er een beperkte wetenschappelijke waarde (interpretatie is immers subjectief)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Persoonlijkheid in de praktijk p. 160
Oef. 18: per 2 voorbereiden in de klas. Daarna verbeteren we samen.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture p. 162
5.1 Verlegenheid
Nature en nurture beïnvloeden elkaar, doordat aangeboren eigenschappen in de loop der tijd worden versterkt of afgezwakt door de omgeving!

Oef. 20

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies 
Interessant om te achterhalen hoeveel invloed omgeving heeft op onze persoonlijkheid en hoeveel bepaald wordt door onze genen.

Oef. 21 p. 163: Hoe verklaar je dat?
  • Omdat een eeneiige tweeling dezelfde genen heeft, kunnen verschillen in persoonlijkheid enkel te wijten zijn aan omgevingsfactoren.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies 
Oef. 22 p.163: Luister naar het fragment (volgende slide) en los de  vragen op.
  • intelligentie: 80%
    alcoholisme: 60%
    seksueel gedrag: 31%
    religiositeit: 29%
  • verhouding nature-nurture: nature: 49 procent - nurture 51 procent

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Link

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies : Oef. 23 p. 163: Bekijk het fragment (volgende slide) en geef een aantal voorbeelden:
  • Jim en Jim hebben dezelfde voorkeuren voor heel wat zaken.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.3 Nieuwe inzichten p. 164-165 :Oef. 24: Lees de tekst (thuis) en los de vragen op. 
Wat is Plomins visie op de invloed van genen/omgeving op persoonlijkheid?
  • Genen zijn het belangrijkst. De omgevingsfactoren zijn belangrijk, maar de invloed van genen is groter.

Welke 2 redenen haalt hij daarvoor aan + leg kort uit.
  • Wat omgeving betreft, gaat het vaak om toeval. Dat is onvoorspelbaar.
    Verschillende omgevingsfactoren zijn in feite ook genetisch bepaald.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.3 Nieuwe inzichten p. 164-165 :Oef. 24: Lees de tekst (thuis) en los de vragen op. 

Geef een reden waarom heel wat pedagogen niet opgezet waren met de bevindingen van Plomin.
  • Als enkel de genen belangrijk zijn, heeft energie steken in de opvoeding van kinderen weinig zin.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies