oefeningen werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Oefeningen werkwoordspelling 

Hoofdstuk 1, 3, 4, 5 en 6. 

(Binden) je schaatsen wel goed vast, hè!

1. Bind
2. Bindt
3. Binden

De gemeente heeft van de winkelier geëist dat hij zijn zaak (heropenen).

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Dat hij met ... (vervroegen) pensioen gaat, ... (ontkennen) de baas hardnekkig.

1. vervroegt ontkend
2. vervroegd ontkend
3. vervroegd ontkent
4. vervroegt ontkent

Wat (gebeuren) daar nou weer?

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

Huilend rende ze de straat over.

Wat is huilend? (pvtt/ pvvt/ inifinitief/ onvoltooid deelwoord/ voltooid deelwoord)

Wat was gisteren daar (gebeuren)?

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Hij hielp de (redden) vluchteling.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. gerede
2. geredde
3. geredden
4. gereedde

De betekenis van die Franse woordjes (onthouden) je niet zo snel.

1. onthouden
2. onthoud
3. onthoudt

Je (besteden) te veel geld aan kleren!

1. besteedt
2. besteed

(houden) je jouw hond goed aan de lijn?

1. Houdt
2. Houd

Wie (worden) je directeur?

1. wordt
2. word
3. worden

Zulke gouden oorbellen (kosten) vroeger een vermogen.

1. kosten
2. kostten

Het vliegtuig (neerstorten) op de landingsbaan, maar niemand (verongelukken).

1. stort neer / verongelukte
2. neer stort/ verongelukte
3. stortte neer/ verongelukte

Waar gingen die (verkleden) carnavalsvierders eigenlijk naar toe?

1. verklede
2. verkleedde

In dit klooster (leiden) monniken nog altijd een vredig bestaan.

1. leid
2. leiden
3. leidden
4. leidt

Omdat de taart is (aanbranden), (worden) hij niet in het restaurant (serveren).

1. aangebrandt / word/geserveerd
2. aangebrand/wordt/ geserveerd
3. aangebrand/ wordt/ geserveert
4. aangebrand/ word/ geserveerd

Omdat de vorige beklimming was (mislukken), (willen) de bergbeklimmers nu eerder in het seizoen (starten).

1. mislukken/ willen/ starten
2. mislukte / willen/ starten
3. mislukt/ willen / starten

(verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?

Welke vorm is verblinden?

Het (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt (wachten).

Welke vormen zijn verwennen en wachten in de zin (pvtt, pvvt. infinitief of bn / vdw).
En geef hierbij de juiste vorm van beide ww'en.

De chef was (ontgoochelen), toen hij niet tot directeur werd (benoemen).

1. ontgoochelt/benoemt
2. ontgoocheld/ benoemt
3. ontgoocheld/ benoemd
4. ontgoochelt/ benoemd