In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Quiz
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn secundaire behoeften?
A
De noodzakelijke levensbehoeften.
B
De middelen om in je behoefte te voorzien.
C
Behoeften om je leven prettiger te maken.
D
Behoeften die nodig zijn om in leven te blijven.
Slide 2 - Quizvraag
Tot welke van de zes P’s behoort reclame?
A
prijs
B
promotie
C
plaats
D
personeel
Slide 3 - Quizvraag
50 % korting op alle spijkerbroeken
A
ideële reclame
B
commerciele reclame
Slide 4 - Quizvraag
voedsel
A
gebruiksgoed
B
verbruiksgoed
Slide 5 - Quizvraag
auto
A
gebruikgsgoed
B
verbruiksgoed
Slide 6 - Quizvraag
Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je met de bank een looptijd afspreekt en betaalt in vaste termijnen voor rente en aflossing? Kies het juiste antwoord.
A
doorlopend krediet
B
persoonlijke lening
C
salariskrediet
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen spaarmotief
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor de rente
D
Sparen voor consumptie
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een onzeker voorval?
A
Een gebeurtenis die je niet vooraf kunt voorspellen.
B
Een gebeurtenis die je niet vooraf kunt voorspellen.
C
Een gebeurtenis waarvoor je geen dekking kunt krijgen.
D
Een gebeurtenis waarvoor je niet verzekerd bent.
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heeft de verzekering die uitkeert bij diefstal of beschadiging van je eigen voertuig?
A
WA verzekering voor motorvoertuigen
B
AVP
C
cascoverzekering
D
verzekering tegen schade aan personen
Slide 10 - Quizvraag
BRANDWEERMAN
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 11 - Quizvraag
melkveehouder
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 12 - Quizvraag
piloot
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 13 - Quizvraag
ondernemer
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 14 - Quizvraag
aspergeteler
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 15 - Quizvraag
Als je het hebt over iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is, dan bedoel je daarmee…
A
arbeidsmarkt
B
beroepsbevolking
C
vacatures
D
werkgelegenheid
Slide 16 - Quizvraag
Het aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid.
Slide 17 - Open vraag
Noem de 4 productiefactoren
Slide 18 - Open vraag
De gemeenten, provincies en waterschappen zijn lagere overheden. Achter welke letter staan alleen taken van de gemeente?
A
Bepalen waar steden of dorpen mogen uitbreiden, het zuiveren van afvalwater.
B
De aanleg van een nieuwe weg tussen twee steden, het aanwijzen van een nieuw bedrijventerrein.
C
Het uitgeven van een nieuw paspoort, jeugdzorg bieden aan gezinnen
D
Maatregelen nemen tegen overstromingen, maatregelen nemen zodat ouderen langer thuis kunnen wonen.
Slide 19 - Quizvraag
Hoe noemen we de bijzondere verbruiksbelasting op bepaalde producten met als doel de prijs te verhogen en daardoor het gebruik te verminderen?
A
subsidie
B
accijns
C
btw
Slide 20 - Quizvraag
Wat is contingentering?
A
Belasting op ingevoerde producten
B
Een maximum stellen aan het aantal producten dat mag worden ingevoerd.
Slide 21 - Quizvraag
Om te voorkomen dat de Europese markt overspoeld wordt door goedkope Chinese kleding, wordt er belasting geheven over de Chinese kleding die de Europese Unie binnenkomt.