-Vertel hoe het WILDE dier leeft en zijn levensgewoontes(hoe voortplant, zich verdedigd, wat en hoe het aan voedsel komt, wat zijn leefomgeving is, enz..)
-Benoem in zijn leefomgeving 2 biotische- en 2 abiotische factoren en vertel wat het voordeel/nadeel is voor je gekozen wilde dier.
-Welke relaties hebben ze met hun omgeving en hun soortgenoten?
-Maak een voedselketen van minimaal 3 schakels met je gekozen wilde dier.
-Noem de producenten, consumenten, planteneters, vleeseters, alleseters en leg deze begrippen uit.
-Leg de 4 niveaus van ecologie uit aan de hand van van jouw gekozen dier.