Betogende tekst

Fijn dat je er bent! 

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Fijn dat je er bent! 

Slide 1 - Tekstslide

In 3.3.  leer je:  
 - wat een betogende tekst is
- wat argumenten zijn
- wat het verschil is tussen een feit en een mening
- wat verwijswoorden zijn 
- een nieuw tekstverband kennen: 'oorzaak/gevolg'

Slide 2 - Tekstslide

De leerdoelen bij  3.3.
* Je weet wat een betogende tekst is.
*  Je weet hoe een betoog is opgebouwd.
* Je weet wat argumenten zijn.
* Je  kunt een standpunt en argumenten herkennen.
* Je weet wat een  feit of een mening is.
* Je kent het tekstverband oorzaak/gevolg.
* Je weet wat verwijswoorden zijn. Je kunt in een tekst aangeven waar gebruikte verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Voordat we verder gaan...
een korte herhaling.

(tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van het aardrijkskundeboek dat je gebruikt?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een stripboek over Asterix en Obelix?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van de trouwkaart die je van je neef krijgt?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een oproep op Facebook om, in deze tijd, de oudere mensen niet te vergeten?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het doel van een ingezonden brief, in de krant, waarin een boer uitlegt waarom hij wel moést staken.
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 9 - Quizvraag

In 3.3.  gaat het over 
betogende teksten. 

Slide 10 - Tekstslide

Betogende teksten

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een betoog?

In een betoog wil je je publiek overtuigen van
jouw standpunt (mening) over een bepaald
onderwerp.

Daarvoor gebruik je argumenten. De schrijver geeft zijn mening dus in een betoog. 

Slide 12 - Tekstslide

Opbouw van een betoog

Inleiding: onderwerp noemen, aandacht trekken, standpunt noemen 

Kern:          Toelichting met argumenten + voorbeelden

Slot:           standpunt herhalen, pakkende slotzin 

Slide 13 - Tekstslide

In iets andere woorden: 
  • Inleiding: de schrijver formuleert zijn mening
  • Kern: hij geeft argumenten voor zijn mening
  • Slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen

Slide 14 - Tekstslide

ARGUMENT (reden)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

(Bijbehorende signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...)



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 15 - Tekstslide

een FEIT
Een uitspraak die je kunt controleren.
Een feit is WAAR of ONWAAR.

Mijn brommer kostte € 500,-.
Mijn zus houdt niet van spruitjes.
Marco Borsato heeft 5 nummer 1 hits gehad.

Slide 16 - Tekstslide

een MENING
Een uitspraak die iemand doet.
Met een mening ben je het EENS of ONEENS.

Ik vind € 500,- veel voor die brommer.
Spruitjes zijn vies.
De liedjes van Marco Borsato zijn geweldig!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Is een tekst overtuigend?

Dus, overtuigd de tekst jouw van zijn/haar mening?
Stel jezelf de vragen: 
Klopt dit? Is dit waar?  (feiten)
Ben ik het hiermee eens? (mening)

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een argument?
A
een bezwaar tegen iets
B
je mening in een discussie
C
een uitleg van je mening
D
Een koekje in de winkel

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een ingezonden brief
C
een reclamefolder
D
een recept

Slide 21 - Quizvraag

Check..
Wat is het verschil tussen een mening en een feit?

Wat is een betoog?

Slide 22 - Tekstslide

Zelf lezen en leren
Lees de blauwe vakken op blz. 146 en 147. 
Maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 9.

Slide 23 - Tekstslide

Verwijswoorden
Het is saai wanneer je in een tekst steeds hetzelfde woord gebruikt.  Daarom variatie aanbrengen.   

Hoe? ---> door verwijswoorden

Slide 24 - Tekstslide

Verwijswoorden

  • Jan liep over straat. Hij was onderweg naar school. Die lieve jongen hield niet van te laat komen, dus hij was op tijd vertrokken

Slide 25 - Tekstslide

Nog een voorbeeld:

Mijn zusje is vervelend. Zij pest mij enorm.

 

Slide 26 - Tekstslide

Het laatste onderdeel

tekstverband:  oorzaak/gevolg

Slide 27 - Tekstslide

Doordat de trein was vertraagd, kwam ik te laat op school.

Doordat is het signaalwoord voor ......
A
Oorzaak-gevolg
B
Conclusie
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 28 - Quizvraag

Het was vanochtend spiegelglad. Daardoor waren we een half uur te laat op school.
Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg?

Slide 29 - Open vraag

Vanwege de coronacrisis konden wij drie weken niet naar school.
Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg?

Slide 30 - Open vraag

Succes!
Leer heel 3.4 !
Zorg dat je precies weet hoe een betoog is opgebouwd. Weet daarnaast ook wat signaalwoorden, voegwoorden, verwijswoorden en synoniemen zijn. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide