1.5 wwg en ond

1.5 wwg en ond
Aan het einde van de les kan je;
-het werkwoordelijk gezegde uit de zin halen
-het onderwerp uit de zin halen
-de getalproef uitvoeren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.5 wwg en ond
Aan het einde van de les kan je;
-het werkwoordelijk gezegde uit de zin halen
-het onderwerp uit de zin halen
-de getalproef uitvoeren

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen?
Heb jij de schone was opgeruimd?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen?
De muis loopt door de gang.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quizvraag

Persoonsvorm:
ik vind de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken
- de zin in een andere tijd te zetten (tijdproef)
- de zin te veranderen van enkelvoud naar meervoud (of andersom) (getalproef)

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordelijk Gezegde (WG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Slide 5 - Tekstslide

De politie heeft de winkeldief betrapt.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
De politie heeft
B
De winkeldief betrapt
C
De winkeldief
D
Heeft betrapt

Slide 6 - Quizvraag

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 7 - Quizvraag

Getalproef
Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud/ van meervoud in enkelvoud. 

Het onderwerp verandert mee.

Het kind gaat naar school.                         De hond en de kat spelen.
De kinderen gaan naar school.                De hond speelt.


Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
-getalproef
- wie/wat + pv?= onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

basiszin
Een basiszin heeft dus een wwg en een onderwerp.

Bijvoorbeeld: 
Ik loop
Wij fietsen
De hond kwispelt 

Slide 10 - Tekstslide

Die uitzending wordt morgen herhaald.
Neem de zin over zet zinsdeelstrepen en noteer
pv=
gez=
ond=

Slide 11 - Tekstslide

Die uitzending wordt morgen herhaald
ond=?
A
wordt herhaald
B
wordt
C
uitzending
D
die uitzending

Slide 12 - Quizvraag

Tim en Willem zijn naar de sportschool geweest.
Neem de zin over zet zinsdeelstrepen en noteer
pv=
gez=
ond=

Slide 13 - Tekstslide

Tim en Willem zijn naar de sportschool geweest.
ond=.....

Slide 14 - Open vraag

Heb jij het huiswerk nog gemaakt?

ond =
wwg = heb gemaakt
wie of wat heeft gemaakt? 
A
heb
B
heb gemaakt
C
het huiswerk
D
jij

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb hier helemaal geen bereik.

ond =
wwg = heb
wie heb (heeft)? .....
A
heb
B
hier
C
geen bereik
D
ik

Slide 16 - Quizvraag

Onze kat heeft een muis gevangen.

ond =
wwg = heeft gevangen
wie heeft gevangen: ........
A
onze kat
B
heeft
C
een muis
D
heeft gevangen

Slide 17 - Quizvraag

Dat heb je mooi gemaakt!
heb =
A
PV
B
OND
C
WWG

Slide 18 - Quizvraag

Kunnen jullie dat probleem zelf oplossen?
kunnen =
A
PV
B
OND
C
WWG

Slide 19 - Quizvraag

De dokter heeft de patiënt grondig onderzocht.
heeft onderzocht =
A
PV
B
OND
C
WWG

Slide 20 - Quizvraag