Futuro y condicional

futuro simple y condicional

El futuro simple

 

In het Nederlands kennen we deze tijd als de toekomende tijd.

Bij deze tijd maken we  gebruik van “zullen” of “zal. 

Hoe maak je de futuro simple?

Je maakt de futuro als volgt:

de uitgangen van de futuro komen achter het hele werkwoord.

infinitief + de uitgang van de futuro

voor de –ar, de –er en de –ir werkwoorden zijn de uitgangen gelijk.

De uitgangen van de futuro staan hieronder:

• é

• ás

• á

        • emos

   • éis

   • án

Usos del futuro

1. Hablar de acciones  futuras ( over toekomst praten): 

• Este verano iré de vacaciones a  Ibiza y Ana vendrá canmigo.-> Deze zomer zal ik op vakantie gaan naar Ibiza en Ana zal meegaan.

2. Hacer suposiciones / hipótesis en el presente (veronderstellingen/hypothesen):

• ¿Dónde está Carlos? (  Waar is Carlos?)
• No sé, estará en el gimnasio, seguro que pronto llegará. -> ik weet het niet, hij zal wel in de sportschool zijn, hij zal vast snel terug komen.

3. Hacer predicciones y promesas en el futuro (voorspelling/ beloften):

• En mayo hará mucha calor/ Te prometo que te llamaré cuando llegue a casa

In mei zal het heel warm worden/ ik beloof je dat ik zodra ik  thuis ben, ik  je zal bellen

Rreader:  Gramática del español (SITES)

Verschil: 

In het Nederlands gebruikt men het hulpwerkwoord "zullen" om de toekomende tijd te vormen samen met de infinitief. 

In het Spaans wordt de toekomende tijd meestal gevormd door de infinitief gevolgd door een uitgang. 

El Condicional 

In het Nederlands is deze Spaanse tijd beter bekend als de voorwaardelijke wijs. Je gebruik je de condicional wanneer je “zouden” wil zeggen.

De Spaanse condicional is een actie die afhangt van een voorwaarde, het is dus een mogelijke actie, maar dan moet er wel voldaan worden aan de voorwaarden.

Usos del condicional

1. Expresar deseo: (Wensen uiten) : 

• Desearía viajar a las Maldivias.  - Ik zou graag naar de Malediven reizen..

2. Hacer suposiciones e hipótesis en el pasado(veronderstellingen en hypothesen):

• ¿Dónde comió Carlos? -> Waar heeft Carlos gegeten. -No sé, comería en el restaurante.-> Ik weet het niet, hij zal wel in het restaurant gegeten hebben.

3.Expresar una acción futura respecto a otra pasada(toekomstige acties die je vertelt vanuit de verleden tijd):. 

• Mi madre me dijo que sería profesor.. -Mijn moeder zei me dat ik docent zou worden'..

4.Dar consejo o sugerencias (raadgeven/suggesties): 

• Deberías ir a comprar el pan para el bocadillo.. -Je zou het brood voor je boterham moeten gaan kopen..

 

5. Pedir algo cortesmente (en beleefd verzoek: 

• ¿Podrías darme un baso de agua? - Zou u mij een glas water kunnen geven?

Hoe maakt je de condicional?

de uitgangen van de condicional komen achter het hele werkwoord.

infinitief + de uitgang van de condicional.

De uitgangen van de futuro staan hieronder:

• ía

   • ías

 • ía

          • íamos

     • íais

     • ían

Zullen - zal

Zouden- zou

                   Resumiendo

                     

En 2002 Elena tendría unos 10 años 

Ahora tendrá unos 32, 33 años 

Condicional (zouden)

Verleden tijd + veronderstellingen

Futuro (zullen)

Tegenwoordige tijd + veronderstellingen

        Verondertellingen, futuro of condicional?

No sé si Rosa estaría en la fiesta (ayer; el mes pasado; etc)

No sé si Rosa estará en la fiesta  ( ahora/ mañana)

Condicional (zouden)

Verleden tijd + waarschijnlijkheid 

Futuro (zullen)

Tegenwoordige tijd/toekomende tijd + 

waarschijnlijkheid 

       Waarschijnlijkheid, futuro of condicional?

A practicar....

https://www.profedeele.es/actividad/futuro-simple/

Hacer los siguientes ejercicios ejercicios: 

1: verbos irregulares

2: poema

3: sopa de letras irregulares

4: el horóscopo . Haz el ejercicio de tu horóscopo y el de 1 de tus familiares 

6: otra forma de usar el futuro (explicar)

juntos del 1 al 5 y el nr 9

        (en la dia siiguiente )  Elige uno de los siguientes temas y explica cómo crees que será en el futuro. Los temas son: 1. Las relaciones de pareja, 2, Las redes sociales, 3, Los parques de atracciones, 4. Los deportes, 5. Las películas, 6. Los videojuegos 

¡Ahora te toca a ti! Elige uno de los siguientes temas y explica cómo crees que será en el futuro.
– Las relaciones de pareja – Las redes sociales – Los parques de atracciones – Los deportes – Las películas – Los videojuegos –

A practicar....

Hacer los siguientes ejercicios ejercicios:

https://espanol.lingolia.com/es/gramatica/tiempos/condicional-simple/ejercicios

Ejercicios extra

https://aprenderespanol.org/ejercicios/verbos/condicional/formas-irregulares-elige.html

https://aprenderespanol.org/verbos/futuro.html

¿Qué será, será?, el tiempo ya lo dirá