§3.2 Grenzen

§3.2 Grenzen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§3.2 Grenzen

Slide 1 - Tekstslide

Koning Willem-Alexander zou je een allochtoon kunnen noemen. Waarom?
A
Hij is zelf in het buitenland geboren.
B
Zijn vrouw komt uit het buitenland.
C
Een van zijn grootouders was in het buitenland geboren.
D
Een van zijn ouders was in het buitenland geboren.

Slide 2 - Quizvraag

Koning Willem-Alexander en koningin Máxima maken geen wetten. Waarom niet?
A
Daar hebben ze geen verstand van.
B
Ze zitten niet in de regering.
C
Daar hebben ze geen tijd voor.
D
Ze zitten niet in de Tweede Kamer.

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg (1)
Een grens is een scheidslijn tussen twee gebieden. Dat kan iets simpels zijn als een muur in huis (de grens tussen de woonkamer en de gang) of een heg tussen de tuin van jouw huis en dat van de buren. Ook tussen geografische gebieden (gemeentes, provincies, landen) zijn er grenzen. Een grens is bedoeld om aan te geven waar het ene gebied ophoudt en het andere gebied begint.
Je hebt verschillende 'soorten' grenzen: zichtbare, onzichtbare, open, gesloten, natuurlijke en kunstmatige. Die kunnen in verschillende variaties voorkomen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Uitleg (2)
Zichtbare grenzen kun je dus zien. Een muur, een heg of een slagboom. Maar ook een lijn. Denk aan de lijnen van een voetbalveld. De assisent-scheidsrechter heette vroeger 'grensrechter'.
Onzichtbare grenzen kun je uiteraard niet zien. De grens in water bijvoorbeeld. In het water is geen lijn getrokken en toch loopt er een grens. Een grens geeft dus ook aan waar het gebied (territorium) van een land begint. Het land waarvan dat territorium is heeft dus de macht over dat gebied en bepaald wat ermee gebeurt. 
Een regio is een begrensd gebied (territorium) dat gemeenschappelijke kenmerken heeft. De grenzen kunnen zichtbaar of onzichtbaar zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg (3)
Open grenzen zijn grenzen die je kunt passeren zonder dat je gecontroleerd wordt. Bijvoorbeeld de grens van de ene provincie naar de andere, of grenzen binnen de EU.
Gesloten grenzen kun je niet over gaan zonder gecontroleerd te worden, bijvoorbeeld als je van buiten de EU op Schiphol landt dan moet je door de pascontrole. Sommige gesloten grenzen kom je helemaal niet over, bijvoorbeeld de grens tussen Noord- en Zuid-Korea.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg (4)
Je hebt ook nog natuurlijke en kunstmatige grenzen.
Een natuurlijke grens is in de natuur ontstaan. Dat zijn dus natuurlijke hindernissen om van het ene gebied in het andere te komen. Bijvoorbeeld rivieren, zeeën of gebergten. De Maas is in Limburg een stuk de grens tussen Nederland en België.
Kunstmatige grenzen zijn door de mensen gemaakt. Ze hebben een lijn (grens) getrokken en gezegd: 'Dit is van mij en dat is van jou.'

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord vraag 1 en 2
1a: Grenzen
1b: (1) mondiale; (2) continentale; (3) nationale
1c: Bijvoorbeeld de voordeur, tuinpoort, dorpsgrens, gemeentegrens,  
      schooldeur, grens van het postcodegebied.
2a: Een begrensd gebied dat gemeenschappelijke kenmerken heeft.
2b: De Bollenstreek is een gebied dat zich onderscheidt van de
      omringende gebieden. De gemeenten in het gebied hebben een 
      gemeenschappelijk kenmerk: de bloembollenteelt.
2c: Noord

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord vraag 3, 4 en 5
3a: Een begrensd gebied waar iemand de macht heeft.
3b: De EU is een gebied waarbinnen de lidstaten de gezamenlijke macht hebben.
4a: Zichtbare grens.
4b: De grenzen lopen door de woestijn. Daar komen nauwelijks mensen, dus een zichtbare 
      grens heeft geen nut.
5a: Gesloten
5b: We zijn nu allemaal inwoners van een groot gebied/territorium en wonen dus in 
      hetzelfde gebied. Dan hoeven we elkaar niet te controleren bij de landsgrenzen.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord vraag 6, 7 en 8
6: (1) natuurlijke; (2) kunstmatige
7: Natuurlijke, open en zichtbare grens.
8: De taal op de borden langs de weg zal in plaats van 
    Nederlands Frans zijn of andersom. De taal waarin je 
    aangesproken wordt, is de taal van het gebied waar je op 
    dat moment bent.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Voor de volgende keer lees je §3.3 en maak je alle vragen. Upload je uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 12 - Tekstslide