Gevolgen van verslavingen

Genotsmiddelen en verslaving
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Genotsmiddelen en verslaving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Op welke manier komen jullie in aanraking met drugs, alcohol en roken?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn genotsmiddelen?
Het zijn stoffen die door mensen worden gebruikt om zich beter te voelen.





Willem voor koffie ---------------------------------> Willem na koffie
Wat zijn middelen die jij pakt om je beter te voelen?

Slide 3 - Tekstslide

Genot komt van genieten. 
Waarom gebruiken mensen?
Drugs, alcohol en tabak vallen dus onder genotsmiddelen. 
Alle soorten hebben hun eigen invloed. 

Stimulerend (uppers)
Bij deze middelen krijgt de gebruiker het gevoel meer energie te hebben en alerter te zijn. De ademhaling en hartslag verhogen, de bloeddruk stijgt en de spieren spannen zich aan. Voorbeelden: cocaïne en amfetamine maar ook tabak en koffie. Stimulerende middelen worden soms ook wel ‘uppers’ genoemd.
Verdovend (downers)
Hierbij komt de gebruiker in een slaperige roes. Verdovende middelen hebben een kalmerende en ontspannende werking. De gebruiker kan in een slaperige roes komen. De ademhaling en hartslag worden langzamer en spieren ontspannen. Voorbeelden: heroïne en andere opiaten, ghb, maar ook alcohol en slaapmiddelen. Verdovende middelen worden soms ook wel ‘downers’ genoemd
Veranderend van bewustzijn (trippers)
De gebruiker van deze middelen gaat de wereld (heel) anders zien en beleven doordat deze middelen het bewustzijn tijdelijk veranderen. Voorbeelden: LSD, hasj en wiet, paddo’s. Bewustzijnsveranderende middelen worden soms ook wel ‘trippers’ of ‘tripmiddelen’ genoemd.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind het goed dat het rokers steeds moeilijker gemaakt wordt
A
Eens
B
Oneens
C
niet eens of oneens

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Genot of verslaving?
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wanneer is iemand verslaafd? 
2. Wat zijn ontwenningsverschijnselen?
3. Op welke sites kun je informatie opzoeken en voorlichting krijgen over drugs, alcohol en roken? 
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken
1. Verslaafd zijn: Afhankelijkheid zijn van een bepaald middel (bijvoorbeeld drugs, alcohol, roken), waarbij er een enorme behoefte bestaat om dit middel te gebruiken. 

2. Ontwenningsverschijnselen: reacties die het lichaam afgeeft als het niet meer het middel binnen krijgt waar iemand aan verslaafd is.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Roken
gevolgen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat leer je deze les?
  • Gevolgen binnenkrijgen van sigarettenrook. 
  • Welke schadelijke stoffen er in een sigaret zitten. 
  • Actief en passief roken.
  • De maatregelen van de overheid om roken tegen te gaan.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom roken mensen eigenlijk?
  • Rustgevend gevoel.
  • Gezelligheid.
  • Jongeren voelen zich volwassen.
  • “Stoer" doen.
  • ...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Roken: slechte gewoonte...
  • Longziektes: longkanker en COPD zijn de belangrijkste ziektes.
  • Hart en vaatziekten.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sigarettenrook!
Meer dan 4000 giftigestoffen!
Minstens 40 stoffen zijn er kankerverwekkend!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3 belangrijkste stoffen in een sigaret
1. Teer


2. Nicotine


3 Koolstofmono-oxide

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1  Teer
  • Zwart, kleverig stofje, blijft plakken aan het slijmvlies van je longen.
  • Kan kanker veroorzaken. 
  • Je longen worden er zwart van.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2  Nicotine
  • Verslavende stof in een sigaret:
  • Verhoging van de hartslag en bloeddruk.
  • Beschadigd bloedvaten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3  Koolstofmono-oxide
  • Is een gas.
  • Reukloos en kleurloos.
  • Zorgt ervoor dat je rode bloedcellen niet zoveel zuurstof kunnen vervoeren. Hierdoor krijgen/hebben rokers een slechtere conditie. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief roken
Passief roken
Je rookt zelf.
Je bent erbij als iemand rookt.
Je krijgt de schadelijke stoffen die iemand uitblaast ook binnen. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ken jij maatregelen van de overheid tegen roken?
Overheidsmaatregelen tegen roken
Overheidsmaatregelen tegen roken = De dingen de overheid doet om roken lastiger te maken.

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

bronchiën
kraakbeenringen
vertakkingen
bronchiën
longblaasjes

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een ademhaling komt er lucht binnen langs verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Wat is de juiste volgorde (1, 2, 3) bij een diepe ademhaling? 

Juiste moet hier!
1 bronchiën
2 luchtpijp
3 longblaasjes 
1 longblaasjes
2 luchtpijp
3 bronchiën 
1 luchtpijp
2 bronchiën
3 longblaasjes 
1 luchtpijp
2 longblaasjes
3 bronchiën 
1 bronchiën
2 longblaasjes
3 luchtpijp
1 longblaasjes 
2 bronchiën
3 luchtpijp 

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



Welke uitleg (zin) hoort bij welk woord?
1. Zitten aan het uiteinde van de (fijne) buisjes in de longen: ......
2. De luchtpijp splitst zich in twee:  ...... 


A
1. bronchiën 2. vertakkingen
B
1. haarvaten 2. longblaasjes
C
1. slijmvliezen 2. haarvaten
D
1. longblaasjes 2. bronchiën

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn de risico's en gevolgen van roken?


A
Longkanker
B
Hartinfarct
C
Blaasontsteking
D
AIDS

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat denk jij?
Hoeveel giftige stoffen zitten er in sigarettenrook?

A
Ongeveer 40.
B
Meer dan 4.000.
C
Ongeveer 400.
D
Ongeveer 40.000.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat denk jij?
Hoeveel van de giftige stoffen zijn kankerverwekkend?

A
Ongeveer 4.
B
Minstens 400.
C
Minstens 40.
D
Minstens 400.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe heet de stof die ervoor zorgt dat er minder zuurstof in je bloed kan worden opgenomen?

A
Teer
B
Koolstofmono-oxide
C
Nicotine
D
Rook

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe heet de stof in tabaksrook die verslavend werkt?

A
Teer
B
Koolstofmono-oxide
C
Nicotine
D
Rook

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat veroorzaakt kanker?

A
Nicotine
B
Koolstofmono-oxide
C
Teer
D
Rook

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stoffen in sigarettenrook...

A
Nicotine
B
Nicotine, teer, koolstofmono-oxide.
C
Nicotine en teer.
D
Teer en koolstofmono-oxide.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen ontwenningsverschijnsel?

A
Rusteloos zijn
B
Stress hebben.
C
Gelukkig zijn.
D
Snel boos worden.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Actief roken

A
Je rookt zelf.
B
Je rookt mee met anderen.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen overheidsmaatregel tegen roken?

A
Docenten moeten buiten de school roken.
B
Sigaretten zijn heel duur.
C
Nare foto's en teksten op pakjes sigaretten.
D
Leerlingen van klas 1 en 2 mogen niet van het schoolplein af om te roken.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
*Lees uit boek Anatomie, fysiologie, pathologie Deel B H14
14.6 verslavingen
* Maak een mindmap over 14.6 (dit mag digitaal draw.io of op papier). Inleveren via Teams

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies