Laatste les voor het examen

wo. 16 apr. - 4E - 4e uur
laatste les voor de vakantie
laatste gewone les Nederlands
na de vakantie: 
één blok examenlessen met oefenen heel eindexamen
nu: Quiz!
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

wo. 16 apr. - 4E - 4e uur
laatste les voor de vakantie
laatste gewone les Nederlands
na de vakantie: 
één blok examenlessen met oefenen heel eindexamen
nu: Quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel tijd heb je standaard voor het examen Nederlands?
(zonder extra tijd)
A
60 minuten
B
90 minuten
C
120 minuten
D
150 minuten

Slide 3 - Quizvraag

Wat neem je mee naar je examen Nederlands?
A
pen en woordenboek
B
pen, potlood en tipp-ex
C
pen en markeerstift
D
pen, markeerstift en woordenboek

Slide 4 - Quizvraag

Mag je een woordenboek gebruiken bij het Centraal Examen?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 5 - Quizvraag

Hij ... dat niet zo.
A
bedoelt
B
bedoeld

Slide 6 - Quizvraag

Hij heeft dat niet zo ...
A
bedoelt
B
bedoeld

Slide 7 - Quizvraag

Wat ... er tijdens de reclame?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quizvraag

Ik ..... dat niet.
A
wil
B
wou (kies dit niet!!!! Dit is spreektaal)

Slide 9 - Quizvraag

Waarom ... jij nooit eens volwassen?
A
word
B
wordt
C
wort (Kies dit alsjeblieft niet, dit woord bestaat niet)

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer ... je buurman geïnstalleerd als prins carnaval?
A
word
B
wordt

Slide 11 - Quizvraag

Ik snap echt niet dat je dat niet ...
A
wil
B
wilt

Slide 12 - Quizvraag

Maar de vraag is of hij het ook ...
A
wil
B
wilt

Slide 13 - Quizvraag

Maar waarom ... de buurman dan niet helpen?
A
wil
B
wilt

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam juist?
A
mevrouw Van Beek
B
mevrouw van Beek

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam juist?
A
Monique de Vries
B
Monique De Vries
C
mevrouw De Vries

Slide 16 - Quizvraag

Mam! Neem jij even ... fiets mee?
A
me
B
mijn
C
mein
D
men

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Naar aanleiding van
B
Na aanleiding van

Slide 18 - Quizvraag

We zouden ... graag willen interviewen, omdat we benieuwd zijn naar .... mening.
A
u / u
B
uw / u
C
uw / uw
D
u / uw

Slide 19 - Quizvraag

Welke tijd is onjuist geschreven?
A
12:45 uur
B
12:45 u
C
kwart voor één
D
kwart voor 1

Slide 20 - Quizvraag

'We wouden vragen of u bij ons op school kunt komen.'
Verbeter deze zin.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 22 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informatie geven
B
mening geven / overtuigen
C
overhalen
D
vermaken

Slide 23 - Quizvraag

Welke van onderstaande opties is geen aanleiding?
A
Donald Trump verhoogt opnieuw de importheffingen voor China
B
Een psycholoog vertelt over zijn onderzoek naar examenstress bij leerlingen op middelbare scholen
C
Een enorme hoosbui heeft gisteren voor een overstroming gezorgd
D
Onderzoek heeft uitgewezen, dat 98% van de leerlingen zin heeft in de meivakantie

Slide 24 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste vakken.
tekstdoel
tekstvorm
amuseren
gedicht
overtuigen
nieuwsbericht
ingezonden brief
aansporen
reclame
informeren

Slide 25 - Sleepvraag

Welk type woorden moet je zeker leren?
A
werkwoorden
B
signaalwoorden
C
voegwoorden
D
verwijswoorden

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van een redengevend verband?
A
want
B
echter
C
daarentegen
D
bovendien

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk verband?
A
als
B
echter
C
daarentegen
D
bovendien

Slide 28 - Quizvraag

Wat is geen signaalwoord van een opsommend verband?
A
bovendien
B
daarnaast
C
al met al
D
niet alleen... maar ook

Slide 29 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
het onderwerp van de tekst
B
een samenvatting van de tekst in één zin
C
het antwoord op de vraag: 'Waar gaat de tekst over?'
D
de belangrijkste functie van de inleiding

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een juiste manier om een zin te citeren?
A
Bij veel open ... citeren (r. 8-9)
B
Bij veel open... (r. 8-9)
C
"Bij veel open vragen moet je een zin citeren (r.8-9)."
D
"Bij veel... zin citeren." (r.8-9)

Slide 31 - Quizvraag

Als je moet citeren, dan...
A
is dit altijd een hele zin
B
is dit een zin of een zinsgedeelte
C
is dit een zin, zinsgedeelte of woordgroep
D
is dit een zin, zinsgedeelte, woordgroep of woord

Slide 32 - Quizvraag

Welke teksten moet je met je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, advertentie
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, verhaal, e-mail
D
brief, verhaal, artikel

Slide 33 - Quizvraag

Uit hoeveel alinea's moet je schrijfopdracht altijd bestaan?
A
1
B
2
C
minimaal 3
D
maximaal 3

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel witregels gebruik je na de aanhef?


A
geen
B
een
C
twee
D
dat mag je zelf weten, gewoon wat mooi is

Slide 35 - Quizvraag

Welke plaats-/datumnotering (brief) is juist?
A
14-04-2025, Voorburg
B
Voorburg, 14-04-2025
C
14 april 2025, Voorburg
D
Voorburg, 14 april 2025

Slide 36 - Quizvraag

Welke informatie wordt vaak geschreven in de inleiding van een brief of e-mail?

A
Je stelt je zelf voor.
B
Je stelt jezelf voor en vertelt de reden waarom je je brief schrijft.
C
Je schrijft de reden van je brief.
D
Je trekt de aandacht met een vraag of anekdote

Slide 37 - Quizvraag

Welke zin is juist?

A
Ik wil graag met u afspreken op 15 mei 2025 om 15.00 uur.
B
Ik wil graag met u afspreken op 15-05-25 om 15:00
C
Ik wil graag met u afspreken op 15-05-25 om drie uur.
D
Ik wil graag met u afspreken op 15 mei om drie uur

Slide 38 - Quizvraag

Bij welke schrijfopdrachten onderteken je ALTIJD met 'Met vriendelijke groeten, (witregel) voornaam + achternaam?
A
artikel en brief
B
artikel, brief en e-mail
C
brief en e-mail
D
artikel en e-mail

Slide 39 - Quizvraag

Moet de komma vóór want of erna?

Ik ga weg want dit is stom.
A
voor want
B
na want

Slide 40 - Quizvraag

Welke fouten worden veel gemaakt?
  • Wkwoordspelling:  word/wordt, gebeurt/gebeurd, bedoelt/bedoeld
  • Hoofdletters!!!! Begin van de zin! Achternaam! Merken/bedrijven!
  • stageovereenkomst, vrijwilligerswerk, sollicitatiegesprek, ....
  • me fiets -> MIJN fiets
  • getallen voluit schrijven -> twee redenen, drie voorbeelden

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Ik ... jou aardig.
Wat is er ...?
Er ... hier van alles!
Piet ... mij vervelend.
gebeurd
gebeurt
vindt
vind

Slide 43 - Sleepvraag

Er word vertelt, dat de leerlingen uit 4 mavo de examen geweldig zullen doen. Dat vindt jij vast fijn, om te horen.

A
Deze zinnen bevatten één spellingsfout=-1
B
Deze zinnen bevatten twee spellingsfouten= -1
C
Deze zinnen bevatten meerdere fouten=-4
D
Deze zinnen bevatten een spellings- en formuleringsfout=-2

Slide 44 - Quizvraag

Welke vorm van "zullen" gebruik je als je iets beleefd wilt vragen?
A
zal/zullen
B
zou/zouden
C
zult/zulten
D
zuld/zulden

Slide 45 - Quizvraag

Persoonlijk versus bezittelijk:
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
me
mijn
jou
jouw
u
uw
zij
hun

Slide 46 - Tekstslide

Dat is ... tas.
Hij houdt van ... .
Is dat ... fiets?
Hij ziet ... niet staan.
me
mijn
jou
jouw

Slide 47 - Sleepvraag

Waarom is "De reden dat ik dit artikel schrijf, is omdat....." niet juist?

Slide 48 - Open vraag

Waarom is "Graag ontvang ik een reactie terug." niet juist?

Slide 49 - Open vraag

Waarom is "Graag hoop ik op een snelle reactie." niet juist?

Slide 50 - Open vraag

Welke tip geef je
jouw klasgenoten?

Slide 51 - Woordweb

Laatste tips
1. Een goede voorbereiding is heel erg belangrijk.
2. Luister je liever naar de leerstof? Zoek eens op Youtube naar uitlegvideo's.
3. Maak een tijdsplanning als je denkt in tijdsnood te komen en gebruik de tijd goed.
4. Kom op tijd naar het examen.


Slide 52 - Tekstslide

Thuis oefenen
www.eindexamensite.nl
www.examenblad.nl
www.wikiwijs.nl

Slide 53 - Tekstslide

Welk cijfer verwacht je te halen voor het eindexamen Nederlands?

Slide 54 - Open vraag

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide