Ordening & evolutie

Vandaag
  • Cellen & opbouw
  • Ordening 
  • Uitleg soorten
  • Uitleg evolutie theorieën
  • (Verdieping andere theorieën)
1 / 70
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 70 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Cellen & opbouw
  • Ordening 
  • Uitleg soorten
  • Uitleg evolutie theorieën
  • (Verdieping andere theorieën)

Slide 1 - Tekstslide

Cellen
Cellen zijn één van de gedeelde kenmerken van elk organisme.

Sommige hebben er meer, sommige organismen bestaan maar uit één cel.

We kunnen organismen indelen op de opbouw van hun cellen.

Slide 2 - Tekstslide

Ordening
Het ordenen van organismen doen wij op basis van kenmerken.
Net zoals jij die de kleding kast opruimt;
alle broeken bij de broeken
alle shirts bij de shirts

kenmerken zijn dingen waar objecten of organismen aan te herkennen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Ordening organismen
De indeling voor organismen starten wij met de
Domeinen

Die indeling doen we op of een organisme wél of géén celkern heeft.
Dit zijn de prokaryoten en de eukaryoten.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bacterie
Archaea

Slide 6 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze twee ééncelligen?

Slide 7 - Open vraag

Domein prokaryoten
Dit zijn de organismen zonder celkern.
Dit zijn bacteriën en archaea.

Slide 8 - Tekstslide

Bacteriën
  • Altijd ééncellig
  • Geen celkern
  • celwand & celmembraan
  • Cytoplasma
Archaea
  • Oudste vorm van ééncelligen
  • Altijd ééncellig
  • geen celkern
  • celwand & celmembraan
  • cytoplasma

Slide 9 - Tekstslide

Bacteriën en Archaea verschil
Bacteriën en archaea lijken hetzelfde, maar verschillen van DNA
Die is bij beide van een andere soort chemische stof gemaakt, vandaar dat ze verschillen.

Slide 10 - Tekstslide

Dus...
Prokaryoten zijn organismen zonder celkern
Bacteriën zijn ééncellige organismen zonder celkern
Archaea zijn ééncellige organisme zonder celkern
Celwand is een stevigere "huid" om een celmembraan heen.
Celmembraan is een dunne huid die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenkant
Cytoplasma is het water wat in de cel zit 

Slide 11 - Tekstslide

Prokaryoten zijn
A
Organismen met celkern
B
Organismen zonder celkern
C
Meercellige organismen
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 12 - Quizvraag

Noem één kenmerk die hetzelfde is bij archaea en bacteriën en één kenmerk die verschilt.

Slide 13 - Open vraag

Domein Eukaryoten
Het domein van de Eukaryoten zijn de organismen die wel een celkern hebben.
Dat zijn Planten, Dieren en Schimmels

Die hebben elk cellen die van elkaar verschillen.

Slide 14 - Tekstslide

Planten
Schimmels

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze twee cellen?

Slide 16 - Open vraag

Planten
  • meercellig
  • wel celkern
  • celwand & celmembraan
  • Bladgroenkorrels
  • Vacuole
  • Cytoplasma
Schimmels
  • Meercellig
  • wel celkern
  • celwand & celmembraan
  • vacuole
  • cytoplasma

Slide 17 - Tekstslide

Verschil planten & schimmels
Planten hebben bladgroenkorrels, daarmee doen zij aan fotosynthese.
Planten zijn dan ook autotroof.
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels, kunnen dus niet doen aan fotosynthese en zijn dus heterotroof.

Slide 18 - Tekstslide

Dus...
Eukaryoten zijn de organismen met een celkern. Deze hebben 1 of meer cellen.
Plantaardige cellen lijken om schimmelcellen maar hebben bladgroenkorrels
Schimmelcellen lijken op plantencellen maar hebben geen bladgroenkorrels
Fotosynthese het omzetten van CO2, water en Licht in O2 en glucose
Autotroof organismen die hun eigen voedsel maken (fotosynthese)
Heterotroof organismen die andere organismen opeten.
Vacuole zijn holtes in de cel die zich volzuigen met vocht voor de stevigheid van de cel.

Slide 19 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen autotroof en heterotroof

Slide 20 - Open vraag

Leg uit waarom planten autotroof zijn en zij bladgroenkorrels hebben

Slide 21 - Open vraag

Leg uit waarom schimmels heterotroof zijn en geen bladgroenkorrels hebben.

Slide 22 - Open vraag

Dierlijke cellen
Dierlijke cellen zijn verschillend van planten en schimmels.
Dierlijke cellen hebben géén bladgroenkorrels, géén vacuole en géén celwand, alleen een celmembraan.
en natuurlijk een celkern

Slide 23 - Tekstslide

Dierlijke cel

Slide 24 - Tekstslide

Wat voor een cel is dit?

Slide 25 - Tekstslide

Wat voor een cel is dit?

Slide 26 - Tekstslide

Wat voor een cel is dit?

Slide 27 - Tekstslide

Wat voor een cel is dit?

Slide 28 - Tekstslide

Ordening
We hebben de organismen nu ingedeeld in Domeinen :
  1. Prokaryoot (zonder celkern)
  2. Eukaryoot (met celkern)
én de eukaryoten ingedeeld in Rijken:
  1. Planten
  2. Dieren
  3. Schimmels

Slide 29 - Tekstslide

Ordening
Maar zoals je weet er zijn heel veel verschillende dieren, planten en schimmels.

We kunnen dus nog verder indelen!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat moet jij weten
Domeinen


Rijken


Soorten

Slide 33 - Tekstslide

Soorten
Eén soort zijn een groep individuën die met elkaar kunnen voortplanten én vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Dus een paard en een ezel kunnen een kind krijgen (muilezel) máár die zijn niet vruchtbaar (kunnen niet zelf ook een kind krijgen) dus paarden en ezels zijn niet dezelfde soort

Slide 34 - Tekstslide

+
=

Slide 35 - Tekstslide

aan welke twee kenmerken moeten twee organismen voldoen om bij dezelfde soort te horen?

Slide 36 - Open vraag

Evolutie
Evolutie is het ontwikkelen van levende wezens op aarde en bij de ontwikkeling ontstaan er nieuwe soorten.

Dit gebeurt door natuurlijke selectie

Slide 37 - Tekstslide

Evolutie ingrediënten
Evolutie heeft drie ingrediënten nodig:
  1. Ieder individu is een beetje verschillend
  2. Het leven is zwaar
  3. Eigenschappen kunnen doorgegeven worden aan kinderen

Slide 38 - Tekstslide

Ieder individu is een beetje verschillend
Ieder organisme verschilt altijd een beetje van elkaar ondanks dat ze bij dezelfde soort horen.
Dit heeft te maken met hun genotype, ze hebben andere eigenschappen

Slide 39 - Tekstslide

Het leven is zwaar
Het leven in de natuur is immens zwaar er gaan dus heel veel individuen dood.
Soorten worden bejaagd door andere soorten, het eten raakt op, het is te nat, te koud, te warm of te droog etc.

Slide 40 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Omdat individuen van elkaar verschillen betekend dat dat zij soms eigenschappen hebben die beter zijn voor de omgeving waar ze leven.
Als het te droog is, zijn er soms enkelingen die beter tegen droogte kunnen en dus beter overleven dan degene die er niet goed tegen kunnen.

Slide 41 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Omdat deze enkelingen vaker blijven leven hebben zij meer kans om zich voort te planten.
Daar kunnen zij die eigenschap doorgeven aan hun kinderen!

Dat betekend dat de volgende generatie er béter tegen kan.
De generatie daarna zelfs beter dan daarvoor.
En de generatie daarna wéér beter!
Op een gegeven moment heb je een soort die specifiek goed tegen warmte kan

Slide 42 - Tekstslide

Er wordt gif gestrooid tegen ratten.
Sommige ratten kunnen er beter tegen.
Sommige ratten kunnen er niet tegen.

Welke ratten gaan dood?
A
De ratten die wel tegen gif kunnen.
B
De ratten die niet tegen gif kunnen.

Slide 43 - Quizvraag

De ratten die niet tegen gif kunnen gaan dood.
De ratten die wel tegen het gif kunnen blijven leven.

Welke hebben de meeste kans om voort te planten?
A
Dode ratten
B
Levende ratten

Slide 44 - Quizvraag

de leven ratten planten zich voort en krijgen vruchtbare nakomelingen.

Dat komt omdat zij
A
Wel bij dezelfde soort horen
B
Niet bij dezelfde soort horen

Slide 45 - Quizvraag

De nakomelingen hebben ouders die goed tegen gif kunnen.
Kan deze generatie wel of niet goed tegen gif?
A
Wel
B
Niet

Slide 46 - Quizvraag

Leg uit waarom bij het strooien van gif de héle populatie ratten dood moet gaan als je van een rattenplaag af wil komen.

Slide 47 - Open vraag

Nieuwe soort
Ondanks dat de eigenschappen veranderen in de ratten zijn zij niet van een andere soort.
Deze ratten kunnen zich alsnog voortplanten met een rat die niet goed tegen gif kan en kan nog steeds vruchtbare nakomelingen krijgen.

Wanneer wordt iets een nieuwe soort?

Slide 48 - Tekstslide

Nieuwe Soort
één extra ingrediënt is nodig voor het creëren van een nieuwe soort.
Namelijk: Isolatie.
Twee groepen moeten van elkaar gescheiden raken en zich in twee verschillende omgevingen ontwikkelen.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Evolutie theoriën
De evolutietheorie die ik net heb uitgelegd was niet altijd geaccepteerd als waarheid.
Tegenwoordig hebben wij er argumenten voor (door de verbeteringen in wetenschap)
Toch is het niet sinds kort dat wij een idee hebben over evolutie.

Slide 51 - Tekstslide

Lamarck
In ongeveer 1800 bracht wetenschapper Jean-Baptiste Lamarck een theorie uit waarin hij beschreef dat door het doorgeven van eigenschappen soorten veranderen en evoluëren.

Echter Lamarck ging ervan uit dat kwam doordat de soort hier zelf voor koos.

Slide 52 - Tekstslide

Lamarckisme
Lamarck dacht dat doordat de giraffe zijn nek steeds verder rekte om bij de blaadjes te komen, zijn nakomelingen geboren werden met een langere nek.
Tegenwoordig weten we dat dat niet kan omdat er niks veranderd in het DNA

Slide 53 - Tekstslide

Charles Darwin
Charles Darwin, de grondlegger van de huidige evolutie theorie, zeilde de wereld rond en kwam bij de Galapagos eilanden.
Een groep met kleine eilandjes.

Charles Darwin kwam erachter dat op elk eiland de vogels een andere snavel hadden , gebaseerd op welk voedsel beschikbaar was.

Slide 54 - Tekstslide

Vinken
Deze vinken zijn van dezelfde soort , maar hebben andere kenmerken.
Dit bracht Charles Darwin op zijn levenswerk het boek "the origin of species"
De oorsprong van Soorten.

Slide 55 - Tekstslide

The origin of Species
In dit boek stelde Darwin dat soorten zich aanpassen aan de omgeving en dat zij door isolatie steeds verder van elkaar afgroeien.
Dit noemde hij Survival of the Fittest , het overleven van de best aangepaste.

Slide 56 - Tekstslide

Wat valt je op aan de theorie van Charles Darwin en de theorie die we net hebben besproken?

Slide 57 - Open vraag

Argumenten voor de evolutie theorie
  1. Fossielen, versteende afdrukken/overblijfselen van vorige soorten.
  2.  Overeenkomsten in de bouw
  3. Rudimentaire organen, organen die niet meer nodig zijn 
  4. Overeenkomsten in processen in de cellen (het verbranden van glucose

Slide 58 - Tekstslide

gelijke organen

Slide 59 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 60 - Tekstslide

Opdrachten cellen
  1. Bekijk het filmpje van BMJ en maak aantekeningen
  2. Bestudeer de foto van biologiepagina.nl over indeling in vier rijken 
  3. Bekijk de uitleg van plant-, dier- en schimmelcellen van biologiepagina.nl
  4. Maak een schets van de vier verschillende cellen en zet de kenmerken erbij (gebruik kleurtjes!
  5. Maak de oefening over de verschillende cellen van biologiepagina.nl

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Video

Slide 63 - Link

Slide 64 - Link

Slide 65 - Link

Opdrachten natuurlijk selectie & evolutie
1. Kijk het filmpje van BMJ en maak aantekeningen
2. Maak een mindmap van alle ingrediënten voor evolutie en leg uit wat zij inhouden.
3. Maak/bekijk de examen training (pauzeer voordat ze de vraag uitlegt en kijk hoe ver je komt!) 

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Video

Slide 68 - Video

Verdieping
  1. Filmpje 1 Verschil tussen Virussen en Bacteriën 

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Video