les 6 incongruentie en dat/als-constructie

Formuleren les 4 
Herhaling incongruentie, start dat/als constructie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Formuleren les 4 
Herhaling incongruentie, start dat/als constructie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Nog even in lessonUp oefenen met verwijsfouten
  • Gemaakte opdrachten nakijken (incongruentie)
  • Uitleg en oefeningen dat/als-constructie

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Je herkent stijlfiguren en stijlfouten in een tekst.
  • 1. Pleonasme 2. Tautologie 3. Dubbele ontkenning
  • 4. Contaminatie
  • 5. Verkeerd verwijzen
  • 6. Incongruentie
  • 7. Dat/als-constructie
  • 8. Foutieve samentrekking
  • 9. Foutieve beknopte bijzin
  • 10. Onjuist begrenzen
  • 11. Onjuiste inversie 



Slide 3 - Tekstslide

De aannemer had voor de verbouwing de verkeerde kozijnen besteld, ... hem op een flinke kostenpost kwam te staan.
A
Deze
B
Dat
C
Dit
D
Wat

Slide 4 - Quizvraag

Het oude handschrift... daar tentoongesteld is, beschrijft het verhaal van ridder Walewijn en het zwevende schaakbord.
A
Dat
B
Die
C
Wat
D
Wie

Slide 5 - Quizvraag

Een voorzitter over ... zoveel mensen klagen, kan beter opstappen en zijn positie ter beschikking stellen.
A
Wat
B
Die
C
Wie
D
Dat

Slide 6 - Quizvraag

1. Elise heeft de jongen ... ze prachtige cd's cadeau kreeg, hartelijk bedankt.
A
Waaraan
B
Aan wie
C
Van wie
D
Wie

Slide 7 - Quizvraag

2. Heb je het gereedschap ... je het toilet gerepareerd hebt, bij de GAMMA gekocht of bij de Praxis?
A
Waarmee
B
Waar
C
Waaraan
D
Wat

Slide 8 - Quizvraag

3. Van de directie mocht Niels het t-shirt ... de tekst 'I'm the devil' stond, op school niet meer dragen.
A
Op wie
B
Waaraan
C
Waar
D
Waarop

Slide 9 - Quizvraag

4. Als ze de kans kreeg, las Meline stiekem alle sms'jes ... haar vriend antwoord had gegeven.
A
Waarop
B
Waaraan
C
Aan wie
D
Waar

Slide 10 - Quizvraag

Huiswerkopdrachten incongruentie nakijken
Opdracht H en I blz. 13

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht H en I nakijken
  1. graast (een kudde is ev)
  2. staat (een paar is ev)
  3. werd (een trucje is ev)
  4. moesten (de leerlingen is mv)
  5. werden (de regels is mv)
  6.  waren (de boeken is mv)
  7. heeft (een aantal is ev)
  8. moest (groep is ev)

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht I nakijken
  1. verliet
  2. wordt
  3. gaat
  4. wordt
  5. kan
  6. besteedden
  7. is
  8. wordt
  9. worden

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht I nakijken
  • 10 blijkt
  • 11 vond
  • 12 heeft

Slide 14 - Tekstslide

Dat/als constructie
Maak opdracht H en I van blz. 13 uit je reader.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Maak uit je reader opdracht J blz. 13
Schrijf de hele zin uit.
(het zijn er maar vijf, als de zin goed is hoef je hem niet over te nemen :))

Slide 17 - Tekstslide

Nakijken opdracht J
  • 1. PostNL stelt dat je kaarten te laat zullen aankomen, als je ze niet voor 22 december op de post doet.
  • 2. Sommige leerlingen vinden dat de leraren ook hun telefoon in de telefoontas moeten doen, indien de school een telefoonverbod instelt.
  • 3. [...] omdat de criminaliteit zal verminderen, wanneer ze notoire wetsovertreders harder aanpakken.
  • 4. Goed (voorwaarde staat al aan het eind van de zin.)
  • 5. Mijn opa is ervan overtuigd dat hij minstens de 100 jaar zal halen als hij elke avond een rauw ei eet.

Slide 18 - Tekstslide