Paragraaf 2.1, botten

Hoofdstuk 2 - Bewegen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 - Bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2.1
Botten

Slide 2 - Tekstslide

Les 1

Slide 3 - Tekstslide

Planning
* Huiswerk noteren in je Plenda.
* Doornemen van LES 1
Je luistert naar de uitleg, bekijkt de filmpjes en maakt de opdrachten.
* Heb je alle dia`s doorgenomen dan ga je de opdrachten in je werkboek maken.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk




Leren 2.1: Begrippen en bronnen

REPETITIE 26 januari
2.1, 2.2 en 2.3

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan alle botten van het lichaam benoemen wanneer ik een plaatje zie. (bron 2 t/m 5)
Ik kan de 4 functies/taken van het skelet benoemen en hier een voorbeeld van geven.
Ik kan het verschil uitleggen tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel.
Ik kan beenweefsel en kraakbeenweefsel herkennen wanneer ik een plaatje zie. (bron 9 en 10)
Ik kan uitleggen hoe een bot is opgebouwd. (bron 8)
Ik kan uitleggen hoe de verhouding tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel veranderd tijdens de groei.
Ik kan uitleggen hoe de wervelkolom schokken opvangt.
Ik kan de verschillende onderdelen van een wervel benoemen. (bron 13)
Ik kan uitleggen wat groeischijven zijn.
Ik kan uitleggen wat verbening betekent.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan alle botten van het lichaam benoemen wanneer ik een plaatje zie. (bron 2 t/m 5)

Slide 7 - Tekstslide

Skelet (beenderstelsel)

Het skelet is een orgaanstelsel. 
De organen zijn botten!

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen, oefenen, oefenen
Leren bron 2, 3, 4 en 5 ------> 10 minuten
Maak daarna de oefeningen!
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is het langste bot in je lichaam?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
kuitbeen
D
scheenbeen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet het onderste botje van de wervelkolom?
A
Lendenbotje
B
Borstbotje
C
Staartbeen
D
Heiligbeen

Slide 13 - Quizvraag

Zet in de goede volgorgde, van boven naar beneden (1 is boven)
1
2
3
4
borstwervel
heiligbeen
halswervel
lendenwervel

Slide 14 - Sleepvraag

deel van het skelet dat bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen
deel van het skelet dat bestaat uit de borstwervels, de ribben en het borstbeen
deel van het skelet dat bestaat uit de heupbeenderen en het heiligbeen
schoudergordel
borstkas
bekken

Slide 15 - Sleepvraag

Leerdoel
Ik kan de 4 functies/taken van het skelet benoemen en hier een voorbeeld van geven.

Slide 16 - Tekstslide

4 taken van het skelet

  • Stevigheid geven
  • Vorm geven
  • Organen beschermen
  • Beweging mogelijk maken

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Leerdoel
Ik kan het verschil uitleggen tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel.
Ik kan beenweefsel en kraakbeenweefsel herkennen wanneer ik een plaatje zie. (bron 9 en 10)

Slide 19 - Tekstslide

Weet je nog?
cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme

Nu komt er nog een begrip bij: 
cel - WEEFSEL - orgaan - orgaanstelsel - organisme


Slide 20 - Tekstslide

Dekweefsel ui
Spierweefsel

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zit dat bij het skelet ?

cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme


beencel             -     beenweefsel                     - bot - skelet - mens
kraakbeencel  -  kraakbeenweefsel                                                             

Slide 22 - Tekstslide

beencel
kraakbeencel

Slide 23 - Tekstslide

Beenweefsel
Veel kalk en een weinig lijmstof
Kraakbeenweefsel
Weinig kalk en veel lijmstof

Slide 24 - Tekstslide

2.1 is veel stampen !!




* in stukjes hakken
* vaak herhalen !!

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Leren 2.1: Bron 3, 4 en 5 (blz. 33)
Maken 2.1: 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 11

Slide 26 - Tekstslide

Les 2

Slide 27 - Tekstslide

Paragraaf 2.1
Botten

Slide 28 - Tekstslide

Planning
* Huiswerk noteren in je Plenda.
* Doornemen van LES 2
Je luistert naar de uitleg, bekijkt de filmpjes en maakt de opdrachten.
* Heb je alle dia`s doorgenomen dan ga je de opdrachten in je werkboek maken.

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk




Leren 2.1: Bron 3, 8 en 13
Maken 2.1: 14, 15, 18, 19, 20 en 22 


Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan alle botten van het lichaam benoemen wanneer ik een plaatje zie. (bron 2 t/m 5)
Ik kan de 4 functies/taken van het skelet benoemen en hier een voorbeeld van geven.
Ik kan het verschil uitleggen tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel.
Ik kan beenweefsel en kraakbeenweefsel herkennen wanneer ik een plaatje zie. (bron 9 en 10)
Ik kan uitleggen hoe een bot is opgebouwd. (bron 8)
Ik kan uitleggen hoe de verhouding tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel veranderd tijdens de groei.
Ik kan uitleggen hoe de wervelkolom schokken opvangt.
Ik kan de verschillende onderdelen van een wervel benoemen. (bron 13)
Ik kan uitleggen wat groeischijven zijn.
Ik kan uitleggen wat verbening betekent.

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe een bot is opgebouwd. (bron 8)

Slide 32 - Tekstslide

Herhaling
cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme

Nu komt er nog een begrip bij: 
cel - WEEFSEL - orgaan - orgaanstelsel - organisme


Slide 33 - Tekstslide

Hoe zit dat bij het skelet ?

cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme


beencel             -     beenweefsel                     - bot - skelet - mens
kraakbeencel  -  kraakbeenweefsel                                                             

Slide 34 - Tekstslide

Hoe zijn botten gebouwd?
Beenweefsel: 
beencellen liggen in ringen. 
Tussencelstof veel kalk en weinig lijmstof

Kraakbeenweefsel
kraakbeencellen liggen in groepjes
Tussencelstof met weinig kalk en veel lijmstof

Slide 35 - Tekstslide

Hoe zijn je botten gebouwd ?
Grootste deel van het bot bestaat uit      beenweefsel. Binnen de ringen van beencellen zitten de bloedvaten.

Aan het uiteinde van de botten zit kraakbeen.

In het midden zit een holle ruimte:
hierin zit het gele beenmerg. 

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe de verhouding tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel veranderd tijdens de groei.

Slide 37 - Tekstslide

Bij het ouder worden....
Baby`s hebben veel kraakbeen. 
Zijn soepel en breken niet zo snel een bot, 
skelet is niet stevig ( niet staan of zitten)

Als je ouder wordt verandert dit. 
Kraakbeenweefsel verandert in beenweefsel.  
Hierdoor wordt het skelet steviger (staan, lopen, rennen)

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe de wervelkolom schokken opvangt.
Ik kan de verschillende onderdelen van een wervel benoemen. (bron 13)

Slide 39 - Tekstslide

Twee manieren hoe schokken worden opgevangen:

  1. Door kraakbeenschijven
    Hoe werkt dit?

  2. Door de dubbel s-vorm
    Hoe werkt dit?

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Hoe noem je de vorm die de wervelkolom van mensen heeft?
A
de dubbele S-vorm
B
de L-vorm
C
de heuvel-vorm
D
de kraakbeenvorm

Slide 42 - Quizvraag

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe de wervelkolom schokken opvangt.
Ik kan de verschillende onderdelen van een wervel benoemen. (bron 13)

Slide 43 - Tekstslide

Hoe groei je ?
Een baby heeft veel kraakbeen in zijn botten.
Bij het ouder worden verandert dit langzaam in been, verbening.

Puber: kraakbeen alleen vlak onder het uiteinde, groeischijf
Groeischijven bevatten kraakbeencellen die kunnen delen ( celdeling, celgroei)
Door deze nieuwe cellen wordt het bot langer, je groeit. 

Tussen de 15-20 jaar verbenen de groeischijven. 
De groeischijven bestaan nu uit been en hebben geen cellen meer die kunnen delen. 



groeischijven verbenen

Slide 44 - Tekstslide

2.1 is veel stampen !!




* in stukjes hakken
* vaak herhalen !!

Slide 45 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Leren 2.1:   Begrippen en bronnen

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide