H5 - P3

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H5 - P3 ¿Qué hacemos?
  • Week 10: MO spreekvaardigheid
  • TW3: leesvaardigheid - leesteksten uit PA en VMBO examens

We werken verder uit PA:
- grammatica
- frases clave
- voca
- leesteksten


Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de MO eruit?
- Kort persoonlijk gesprekje
- 5 min plaatjes/foto's beschrijven
- 5 min spreken a.d.h.v. frases clave

- Duur: 10-15 minuten
- Afname is individueel
- Alle onderdelen bereid je gedurende de periode voor

Slide 3 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
  • Wederkerende ww (gramática)
  • Leesvaardigheid

Slide 4 - Tekstslide

Beantwoord deze vragen mondeling:
1. ¿A qué hora te levantas?
2. ¿Te duchas por la noche o por la mañana?
3. ¿Qué te pones normalmente?
Gebruik een vervoegd ww in je antwoord!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een wederkerend werkwoord?

Slide 6 - Tekstslide

Na deze les weet je...
- Wat een wederkerend werkwoord is;
- Hoe je een wederkerend werkwoord in de presente vervoegt;
- Hoe je een wederkerend werkwoord in de presente perfecto vervoegt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Deberes para mañana:

  • Hacer los ejercicios 13 y 14 (WB-B p. 60-62)
  • Hacer el ejercicio 9 (WB-B p. 56)

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen behaald? Je weet...
- Wat een wederkerend werkwoord is;
- Hoe je een wederkerend werkwoord in de presente vervoegt;
- Hoe je een wederkerend werkwoord in de presente perfecto vervoegt.

Slide 10 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?

  • Corregimos los ejercicios 13 y 14
  • Leesvaardigheid nulmeting VMBO

Slide 11 - Tekstslide

Corregimos ejercicio 13
b) 1. ducharse = zich douchen    2. levantarse = opstaan                           
     3. vestirse = zich aankleden    4. acostarse = naar bed gaan

c) 1. divertirse = zich vermaken.    2. aburrirse = zich vervelen

d+e) 1. se encuentran = spreken af    2. se llama = heet    3. se despierta = wordt wakker    
     4. se pone = trekt aan    5. se ha levantado = is opgestaan.    6. se ha quedado = is gebleven

Ejercicio 14 kijken we klassikaal na

Slide 12 - Tekstslide

Nulmeting leesvaardigheid
Doel: te weten komen waar je nu staat wat betreft niveau leesvaardigheid (woordenboek SN toegestaan)

Tekst 1: el objetivo = het doel, dueños = baasjes, cachorros = puppy's, tratamientos = behandelingen

Tekst 2: conseguir = bereiken, ven = kom (gebiedende wijs)

Tekst 3: obra de arte = kunstwerk, estaban = verleden tijd van estar, dejaron = lieten liggen, 
eran = verleden tijd van ser, reaccionaba = verleden tijd van reaccionar, paraban = stopten, aunque = hoewel, broma = grapje

Tekst 7: Semana Santa = Heilige Week (Katholiek feest), sencillo = eenvoudig, calentar = opwarmen, echar = toevoegen, moler = malen, empapar = weken, huevos batidos = geklopte eieren, reunir = verzamelen

Tekst 8: dejar de fumar = stoppen met roken, deja mal aliento = geeft een slechte adem, olor = geur, amarillea => daar zit het woord amarillo in..., dile = zeg haar, sustituir = vervangen

timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

                   ¿Qué hacemos hoy?

  • Corregimos los ejercicios 14b y c (WB p. 62)
  • Korte quiz herhaling wederkerende ww
  • Spreken: frases clave bron E (WB p. 64, 65)

Slide 14 - Tekstslide

Corregimos ejercicio 14b
1. nos levantamos
2. se duchan
3. nos vestimos (klinkrwisseling, maar niet bij nosotros)
4. se pone, me pongo (onregelmatige ik-vorm)
5. nos vamos
6. os aburrís
7. nos divertimos
8. se aburre

Ejercicio 14c kijken we klassikaal na

Slide 15 - Tekstslide

Betekenis wederkerende ww die jullie moeten kennen
ducharse
acostarse
levantarse
vestirse
ponerse
irse
douchen
aankleden
naar bed gaan
aantrekken
weggaan
opstaan

Slide 16 - Sleepvraag

Wederkerende werkwoorden
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
ellos/as
yo
él/ella
nosotros/as
vosotros/as
se
me
os
te
se
nos

Slide 17 - Sleepvraag

Lavarse = zich wassen
nosotros
él, ella, usted
ellos, ustedes
vosotros
yo
nos lavamos
te lavas
se lava
se lavan
os laváis
me lavo

Slide 18 - Sleepvraag

Vestirse = zich aankleden
klinkerwisseling e>i bij wederkerend ww (=met se erachter)
nosotros
él, ella, usted
ellos, ustedes
vosotros
yo
me visto
te vistes
se viste
se visten
os vestís
nos vestimos

Slide 19 - Sleepvraag

Ponerse = aantrekken
werkwoord met onregelmatige ik-vorm
nosotros
ellos, ellas, ustedes
vosotros
yo
él, ella, usted
nos ponemos
te pones
se ponen
os ponéis
me pongo
se pone

Slide 20 - Sleepvraag

¿A qué hora te levantas?
................. a las siete.
A
me levantaro
B
me levanto
C
yo levanto
D
me levantarse

Slide 21 - Quizvraag

¿Te duchas por la mañana?
Sí, ................. cada mañana.
A
me ducha
B
me ducharo
C
me ducho
D
me ducharse

Slide 22 - Quizvraag

¿Qué te pones normalmente?
Normalmente ................. unos vaqueros y un jersey.
A
me pono
B
se me poner
C
me pongo
D
yo pongo

Slide 23 - Quizvraag

¿A qué hora te vas de casa?
............. de casa a las ocho.

Slide 24 - Open vraag

¿A qué hora te acuestas?
............. a eso de leas once.

Slide 25 - Open vraag

Y ahora, ¡a practicar!

  • Spreken: frases clave bron E (TB p. 50)
  • Maak oef. 17a en spreek met oef. 17b en c (WB p. 64, 65) + 18

Slide 26 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?

  • Korte spreekoefening
  • Quiz wederkerende ww
  • Leesvaardigheid nulmeting VMBO

Slide 27 - Tekstslide

Stel de vragen aan elkaar, geef antwoord in een zin met een vervoegd werkwoord erin
1. ¿A qué hora te levantas?
2. ¿Te duchas por la mañana o por la noche?
3. ¿Qué te pones normalmente?
4. ¿A qué hora te vas de casa?
5. ¿A qué hora te acuestas?
Denk aan hoe je een wederkerend ww vervoegt (TB p. 50)

Slide 28 - Tekstslide

Nulmeting leesvaardigheid
Doel: te weten komen waar je nu staat wat betreft niveau leesvaardigheid (woordenboek SN toegestaan)

Tekst 1: el objetivo = het doel, dueños = baasjes, cachorros = puppy's, tratamientos = behandelingen

Tekst 2: conseguir = bereiken, ven = kom (gebiedende wijs)

Tekst 3: obra de arte = kunstwerk, estaban = verleden tijd van estar, dejaron = lieten liggen, 
eran = verleden tijd van ser, reaccionaba = verleden tijd van reaccionar, paraban = stopten, aunque = hoewel, broma = grapje

Tekst 7: Semana Santa = Heilige Week (Katholiek feest), sencillo = eenvoudig, calentar = opwarmen, echar = toevoegen, moler = malen, empapar = weken, huevos batidos = geklopte eieren, reunir = verzamelen

Tekst 8: dejar de fumar = stoppen met roken, deja mal aliento = geeft een slechte adem, olor = geur, amarillea => daar zit het woord amarillo in..., dile = zeg haar, sustituir = vervangen

Slide 29 - Tekstslide

Tekst 4, vraag 5
Lee el párrafo 1
¿Qué cuenta el párrafo 1 sobre el uso de la bicicleta en España? En España
A es más común alquilar una bicicleta que comprar una.
B la bicicleta está ganando terreno como medio de transporte.
C se usa la bicicleta más en el campo que en las ciudades.
D se usa la bicicleta exclusivamente cuando hace buen tiempo.

Lees alinea 1
Wat vertelt alinea 1 over het gebruik van de fiets in Spanje? In Spanje
A is het gebruikelijker om een fiets te huren dan om te kopen
B is de fiets terrein aan het winnen als transportmiddel
C gebruikt men de fiets meer op het platteland dan in de steden
D gebruikt men de fiets alleen als het mooi weer is

Slide 30 - Tekstslide

Tekst 4, vraag 6
¿De qué habla el párrafo 2?
A de las desventajas del coche
B de las razones para usar el coche
C del aumento del uso del coche

Waar gaat alinea 2 over?
A over de nadelen van de auto
B over de redenen om de auto te gebruiken
C over de toename van het gebruik van de auto

Slide 31 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?

  • Leesvaardigheid nulmeting VMBO - tekst 5 lezen + klassikaal bespreken
  • Spreekvaardigheid oefenen a.d.h.v. frases clave bron K (TB p. 53) - we doen WB oef. 30d en 31a

Slide 32 - Tekstslide

Tekst 5, vraag 10
¿Qué palabra falta en la línea 10?
A Además,
B Finalmente
C Por eso

Welk woord ontbreekt in regel 10?
A Bovendien
B Uiteindelijk
C Daarom

Slide 33 - Tekstslide

Tekst 5, vraag 11
Lee las líneas 10-13 (“ 10 ... se dijeron.”).
¿Qué pasó cuando los amigos vascos llegaron a Hacienda Molinillos (línea 11)?
Los amigos vascos
A hablaron con los invitados que estaban con ellos en el autobús.
B no reconocieron a nadie que estaba en ese lugar.
C se encontraron con unos buenos amigos de su juventud.

Lees regels 10-13
Wat gebeurde er toen de Baskische vrienden aankwamen bij Hacienda Milinillos (regel 11)?
de Baskische vrienden
A spraken met de genodigden die met hen in de bus zaten
B herkennen niemand op die plek
C ontmoetten een paar goede jeugdvrienden

Slide 34 - Tekstslide

Tekst 5, vraag 12
Según las líneas 14-17 (“Algunos ... sentarse.”), ¿por qué había una funda de disco en cada mesa?
En la funda
A estaban escritas las iniciales de los novios como recuerdo de la boda.
B los invitados podían poner dinero de regalo para los novios.
C se indicaban los nombres de los invitados y sus asientos.

Waarom lag er op elke tafel een platenhoes, volgens de regels 14-17?
Op de hoes
A waren de initialen van het bruidspaar geschreven als aandenken van de bruiloft
B de genodigden konden er geld in doen als cadeau voor het bruidspaar
C daar stonden de namen van de genodigden op en hun zitplaatsen

Slide 35 - Tekstslide

Tekst 5, vraag 14
Lee el párrafo 3.
¿En qué momento los amigos vascos saben que se han equivocado? Lo saben cuando los amigos vascos
A hablan con otros invitados que también se han equivocado.
B se dan cuenta de que nadie quiere hablar con ellos.
C ven a los novios entrar en el restaurante.

Lees alinea 3
Op welk moment weten de vrienden dat ze zich vergist hebben? Ze weten het wanneer de Baskische vrienden
A met andere genodigden spreken die zich ook vergist hadden
B merken dat niemand met hen wil praten
C het bruidspaar het restaurant in zien komen

Slide 36 - Tekstslide

Nulmeting leesvaardigheid
Doel: te weten komen waar je nu staat wat betreft niveau leesvaardigheid (woordenboek SN toegestaan)

Tekst 4: en vez de = in plaats van, molestar = lastigvallen/hinderen, cada vez = elke keer, nos traslada = vervoert ons,
                 multas = boetes, atascos = verkeersopstoppingen, la vuelta = de terugkeer, sube - van subir = stijgen,
                 conseguir = bereiken, cambie = vervangt, conductores = automobilisten, cuidado = voorzichtigheid

Tekst 5: la boda = de bruiloft, se casaba = trouwde, fue = was, iban = gingen, llegaron = kwamen aan, tarde = laat, salir = weggaan, 
                 subieron = stapten in, sentaron = gingen zitten, dirigieron = gingen richting, ninguno = geen enkele, se dijeron = zeiden 
                 ze tegen elkaar

                 les sorprendieron = verbaasde hen, lugar = plek, tenían que sentarse = ze moesten zitten, apenas = nauwelijks, 
                 era = was, mientras que = terwijl, colocada = neergezet, no sabíamos = we wisten niet

               anunció = riep om, la llegada = de komst, descubrieron = ontdekten, nos recibieron = ontvingen ons

               


Slide 37 - Tekstslide

Nulmeting leesvaardigheid
Doel: te weten komen waar je nu staat wat betreft niveau leesvaardigheid (woordenboek SN toegestaan)

Tekst 5: por casualidad = per toeval, se ha enterado = is erachter gekomen, ha enviado - enviar = sturen, os quedasteis - verleden tijd van quedar = blijven, aniversario = jubileum

               


Slide 38 - Tekstslide

MO - Los datos personales
  • Wat voor vragen kan je verwachten?
  • Schrijf mogelijke antwoorden op deze vragen op in je schrift (laptop blijft dicht!)
  • De laatste 15 minuten oefenen we hiermee.

Slide 39 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
  • Leesvaardigheid nulmeting VMBO - tekst 9 lezen + klassikaal bespreken
  • Gesprekje 'datos personales' oefenen
Hoy es martes, el 4 de febrero

Slide 40 - Tekstslide

Nulmeting leesvaardigheid
Doel: te weten komen waar je nu staat wat betreft niveau leesvaardigheid (woordenboek SN toegestaan)

Tekst 9
Inleiding: podía - verleden tijd van 'poder', le daría tanto éxito = gaf hem zoveel succes
Alinea 1: se refleja = reflecteert, ha condicionado = heeft geconditioneerd (ervoor gezorgd)
Alinea 2: castellano = Spaans, podría servir = zou kunnen dienen, debería = zou moeten, no obstante = hoe dan ook, abrirse mercado = de markt openen
Alinea 3: juventud = jeugd, cursó = leerde voor/studeerde, era (verleden tijd van ser) = was, sueño = droom, azafato = steward
Alinea 4: escuchó = verleden tijd van escuchar, estuve (verleden tijd van estar) = was, noté = viel me op, llevaba = droeg, neoyorquina = New Yorkse
Alinea 5: ha aparecido = is verschenen, lugares = plekken, a los que ha llegado su voz = waar zijn stem is gekomen/die zijn stem heeft bereikt
Alinea 6: a pesar de = ondanks, amante de = liefhebber van, la maleta = de koffer, ha empezado = is begonnen, sigue trabajando duro = hij blijft hard werken

Slide 41 - Tekstslide

Tekst 9, vraag 29
¿Qué dice Álvaro sobre los idiomas que enumera en el párrafo 2? Son los idiomas que
A cada uno en Europa debería hablar.
B él ha aprendido y que le han servido.
C él quiere aprender para usar en su música.
D son los más importantes para cantantes.

Wat zegt Álavro over de talen die hij opnoemt in alinea 2? Het zijn de talen die
A iedereen in Europa zou moeten spreken
B hij geleerd heeft en die hem van pas zijn gekomen
C hij wil leren om in zijn muziek te gebruiken
D het belangrijkst zijn voor zangers

Slide 42 - Tekstslide

Tekst 9, vraag 30
¿Qué cuenta el párrafo 3 de Álvaro?
A Desde joven su sueño era hacerse famoso como cantante.
B Quería conquistar el mundo con sus canciones y lo logró.
C Tuvo varios trabajos en el diseño de coches.

Wat vertelt alinea 3 over A.?
A Van jongs af aan was zijn droom om een bekende zanger te worden
B Hij wilde de wereld veroveren met zijn liedjes dat lukte hem
C Hij heeft verschillende baantjes gehad in het ontwerpen van auto's

Slide 43 - Tekstslide

Tekst 9, vraag 32
Lee el párrafo 5.
¿Por qué se mencionan los nombres de países en el párrafo 5? Son países en los que
A Álvaro ha cantado en directo.
B Álvaro va a cantar durante su próxima gira.
C la canción de Álvaro ha causado protestas.
D la canción de Álvaro ha tenido éxito.

Lees alinea 5
Waarom noemen ze de namen van landen in alinea 5? Het zijn landen waarin
A A. live heeft gezongen
B A. tijdens zijn volgende tournee gaat zingen
C het liedje van A. protesten heeft veroorzaakt
D het liedje van A. succes heeft gehad

Slide 44 - Tekstslide

MO - Describir objetos

Slide 45 - Tekstslide

MO - Describir objetos
  • Neem p. 1 en 2 door van het MO-boekje;
  • Vul de woordenlijst voor 'describir objetos' in je boekje in;
  • Oefen met het aan elkaar beschrijven van de plaatjes;
  • Oefen het gesprek 'datos personales' met la señora ...

Slide 46 - Tekstslide

MO - Uitwerken gesprekjes
  • Werk op je eigen tempo uit het MO-boekje;
       - invullen zinnen en woorden van describir objetos
       - uitwerken vragen en antwoorden datos personales
       - uitwerken vragen en antwoorden frases clave
  • Laatste 15 minuten: oefenen!

Slide 47 - Tekstslide