Keuzedeel pabo WO - les 7 - geschiedenis - tijdvak 4 Tijd van steden en staten

Keuzedeel pabo - GS - les 7







Tijdvak 4. Tijd van steden en staten 1000 - 1500 deel 1



1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel pabo - GS - les 7







Tijdvak 4. Tijd van steden en staten 1000 - 1500 deel 1



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over welke periode gaat dit tijdvak?
A
500-1000
B
1000-1500
C
1500-1600
D
1600-1700

Slide 2 - Quizvraag

Over welke traditionele periode gaat dit tijdvak? 
Prehistorei
Oudheid
Vroege middeleeuwen
Late middeleeuwen
De witte tekening is:
Op de achtergrond zie je:

Slide 3 - Woordweb

De witte tekening is: een stadspoort 
Op de achtergrond zie je: de binnenkant van een gotische kerk
Wat weet je al van de steden en staten? Waar denk je aan?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma les 7

  • Start
  • Herhaling
  • Theorie 4.1
  • Opdrachten werkboek 4.1
  • Fragment Het verhaal van NL
  • Theorie 4.2
  • Opdrachten werkboek 4.2
  • Afronding

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welk woord hoort er niet bij?
A
Adel
B
Geestelijkheid
C
Noormannen
D
Boeren

Slide 7 - Quizvraag

Dit begrip hoort niet bij de middeleeuwse standenmaatschappij
2. Welk woord hoort er niet bij?
A
Klooster
B
Palts
C
Missionaris
D
Onderwijs

Slide 8 - Quizvraag

Dit hoort bij het hof van de Frankische vorsten (karel de Grote). De andere begrippen horen bij monniken -

Palts: kasteel waaruit de koningen konden besturen/verbleven
3. Welk woord hoort er niet bij?
A
Leen
B
Horige
C
Herendienst
D
Landheer

Slide 9 - Quizvraag

Leen hoort bij het leenstelsel de andere begrippen horen bij het hofstelsel
4. Welk woord hoort er niet bij?
A
Vazal
B
Koning
C
Geld
D
Leen

Slide 10 - Quizvraag

Bij het leenstelsel werd geen geld maar grond in leen gegeven. De andere begrippen horen wel bij het leenstelsel. - vazal = leenman 
5. Welk woord hoort er niet bij?
A
Karel de Grote
B
Limes
C
Franken
D
Paus

Slide 11 - Quizvraag

Dit hoort bij het Romeinse Rijk. De andere begrippen gaan over het Frankische Rijk.
Doelen tijdvak 4: de late middeleeuwen (steden en staten)


De aspirant-student kan: 
  • de opkomst van handel en het ontstaan van steden uitleggen;
  • uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden ten opzichte van de adel;
  • aan de hand van het Bourgondische Rijk het ontstaan van staten binnen Europa beschrijven;


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Nederzettingen groeien uit tot steden
  • Meer rust en veiligheid door vorst -> stadsrechten -> bevolkingsgroei
  • Herleven van handel - voedseloverschot -> leidt tot arbeidsspecialisatie -> gildes en ontstaan handel (markten)
  • Marktplaatsen -> steden (vaak a/h water) langs de IJssel
  • Handelsteden in Zuidelijke Nederlanden Antwerpen, Brugge en Gent
  • Gilde voor ambachtslieden - specialisaties - in steden 
  • Hanze: samenwerkingsverband door handelaren en steden -> 
       handel op Europese schaal 
  • Verschillende muntwaarde gaven problemen bij de handel

Slide 13 - Tekstslide

  • vorsten (graven en hertogen) zorgden voor meer veiligheid en handel omdat zij hier zelf ook van profiteerden. Zij gaven privileges zoals stads- en marktrechten. 

  • De ambachtslieden sloten zich aan bij een gilde om elkaar te ondersteunen. Zij stelde regels op waar iedereen zich aan moest houden. Hierdoor wilden zij concurrentie beperken en collega's buiten de stad te houden. In de steden ontstonden werklieden van hetzelfde beroep die zich aaneen sloten bij een gilde. Lid van een gilde word je als leerling (gezel) bij een meester en door daanra een meesterproef af te leggen

  • Hanzesteden konden door samenwerking hun belangen beschermen door bijvoorbeeld zeeroutes te beschermen. De steden aan de ijssel sloten zich hierbij aan. Dat ze verschillende munten hadden in deze gebieden stuitte nog wel eens op problemen> Ze hadden andere waarden. 
4.1.2 Gebruik van de grond
Verbetering van landbouw -> van agrarische -> agrarische stedelijke samenleving
  • Ontginning van woeste gronden  - dijken - havenkommen - damsteden (Amsterdam, etc.)
  • Nieuwe landbouwwerktuigen (hout -> ijzer)
  • Invoering drieslagstelsel            
                  
                          graanoverschotten     

Handel -> geldeconomie              Specialisatie (ambachten - gildes)
Bevolkingsgroei                                          Meer handel
                                                                                 Ontstaan van grote steden

Slide 14 - Tekstslide

Ontginning: gereedmaken van een gebied voor landbouwgebruik (sloten werden gegraven, aanleggen van dijken tegen overstroming, dammen - havenkommen - deze plaatsen trokken scheepvaart visserij en handel aan - zo ontstonden damsteden als amsterdam, zaandam

Invoering drieslagstelsel. 
Bij het drieslagstelsel werd de landbouwgrond in 3 stukken verdeeld. Ieder jaar had het stukje grond een andere bestemming. Ene jaar zomergraan, wintergraan en daarna even niets (braakliggend grond). Zo kon de grond herstellen. 

Voedseloverschot leidde tot arbeidsspecialistaie - ambachten - die sloten zich aan bij een gilde en het ontstaan van markten (handel)
4.1.3. Groeiende macht v/d stad - stadsbestuur
Steden werden zelfstandiger/machtiger t.o.v. de vorst van wie het gebied was
- Verschuiving machtspositie andere standen (adel, geestelijkheid, boeren + stedelingen (burgers)
- Stadsrechten: vb: eigen bestuur, verdedigingswerken, markt
- Schutterij voor bescherming

Stadsbestuur aangesteld door adel
  • Burgemeesters en schepenen  (bestuur en rechters)
  • Vroedschap controleert
  • schout (hoofd van politie en justitie)

Slide 15 - Tekstslide

De middeleeuwen werden eerst gekenmerkt door een standenmaatschapij met de 3 standen zoals we vorige weken bespraken. Met de groei en bloei v/d steden kwam een 4e stand op: de burgerij. Uiteindelijk moest de adel macht afstaan ten gunst v/d burgerij. 

Er kwamen meer mensen en de stad had behoefte aan leiding. De heersende vorst/adel gaven stadsrechten af om eigen bestuur, vorm ter geven en wetten en belastingen te bepalen. Zij werden hier rijker door maar verloren gaandeweg hun macht. 

Eerst had je vazallen (leenheren) - leenstelsel verdween). Nu kwamen er ambtenaren. 

Stadsbestuur: in het bestuur v/e stad waren de volgende functies te onderscheiden: 
  • Schout en schepenen: zij waren er voor het handhaven van orde en rust. Schout soort van hoofd politie/justitie. Zij maakten stedelijke wetten. 
  • Vroedschap: een groep wijze mannen die geraadpleegd werd over belangrijk zaken voor de stad. Zij controleerde het bestuur
  • Burgermeesters verzorgden de uitvoerende taken v/h stadsbestuur
Opdracht 4.1
  • Lees de tekst en maak de opdrachten 4.1.

Al gedaan of klaar? 
  • Vul het schema vast in

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nu over Graaf Floris V?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Zelfstandige vorsten in een groot rijk
Graaf Floris V: 1254 - 1296
  • Graaf van Holland en Zeeland
  • Voerde oorlog met Friezen - versloeg ze
  • Ridderzaal
  • Vermoord bij het Muiderslot


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2.2. Bourgondische Rijk - ontstaan van staten
  • Vorsten versterken centraal gezag, minder afhankelijk van adel door huurlegers
  • Spanning tussen vorst en steden

Hertogen Bourgondië breidden tussen 1385 & 1477 gebied verder uit door:
  • Verdragen
  • Veroveringen (streven naar groot rijk tussen Frankrijk - Duitse Rijk - centralisatie)
  • Chantage

  • Statengeneraal
  • Ambtenaren i.p.v. vazallen 
  • Landen -> gewesten (Brabant, Limburg, Holland, Zeeland, Utrecht)


Slide 20 - Tekstslide

Jullie hebben net al gelezen en gehoord dat de vorsten hun macht vergrootten ten koste van de adel. Zij waren als enige in staat zich een huurleger te veroorloven dankzij belastinggelden. De vorst probeerde steeds meer vanuit een centrale plaats mbv ambtenaren een gebied te besturen. Een voorbeeld hiervan waren de herhogen van Bourgondie. 

Zij slaagden erin verschillende gebieden bijeen te voegen tot een grotere eenheid; het Bourgondische Rijk. Ook delen v/d Lage landen behoorden tot dit rijk. De lage landen werden gewesten (later provincies genoemd). Dit ging onder het bestuur van Filips de Goede.

Vertegenwoordigers van de gewesten mochten meepraten in een algemene vergadering: Statengeneraal (gebruikte hij om belasting te vragen en daar betaalt hij het leger van)
Opdrachten 4.2
  • Je maakt de vragen uit het werkboek 4.2

Klaar? 
  • Vul je schema in

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding & les 8
Huiswerk
  • H4 lezen 
  • Schema H4 starten

Volgende week - les 8 -  Tijdvak 4 - deel 2
  • 4.3 (en 4.4) en herhaling alle tijdvakken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies