Voortplantingsorganen en zwangerschap

 Voortplanting en zwangerschap
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
kraamzorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 Voortplanting en zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Voortplantingsorgaan man

Slide 2 - Tekstslide

Waar worden
de zaadcellen gemaakt?
A
in de prostaat
B
in de bijballen
C
in het zaadblaasje
D
in de zaadballen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van de bijballen?
A
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
B
Het maken van zaadcellen

Slide 4 - Quizvraag

Geslachtsorgaan van de vrouw

Slide 5 - Tekstslide

wat is de functie van de eierstokken?
A
daar vindt bevruchting plaats
B
daar vindt productie en rijping van de eicellen plaats
C
deze vervoert de eicellen naar de baarmoeder
D
hierin ontwikkelt zich de bevruchte eicel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van de eileiders?
A
vervoeren eicellen
B
maken eicellen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok

Slide 9 - Quizvraag

Baarmoeder
Eierstok
Eileider

Slide 10 - Sleepvraag

Een ander woord voor de EISPRONG
A
Ovulatie
B
Menstruatie

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn primaire geslachtskenmerken van de vrouw?
A
Borsten en vagina
B
Vagina en schaamlippen
C
Bredere heupen en borsten
D
Ronde lichaamsvormen en vagina

Slide 12 - Quizvraag

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 13 - Quizvraag

Welke geslachtskenmerken ontwikkelen zich tijdens de puberteit?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn secundaire geslachtskenmerken van de man?
A
balzak en penis
B
borsthaar en penis
C
balzak en borsthaar
D
borsthaar en lagere stem

Slide 15 - Quizvraag

Duurt de menstruatiecyclus ongeveer 28 dagen?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje.
Wat gebeurt er op dag 19-20-21 in deze menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 17 - Quizvraag

Met welke fase begint de bevalling?
A
indaling
B
ontsluiting
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 18 - Quizvraag

Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28

Slide 19 - Quizvraag