5.7.1: woordsoorten

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen en huiswerk check
Tijdens het stillezen, controleer ik het huiswerk van enkele leerlingen. Leg dus je werk open voor je op tafel bij Hoofdstuk 5, §5.8 spelling, opdracht 8, 9, 10
Huiswerk niet gemaakt is voor de volgende les 1x overschrijven van de woordenlijst. 
1mB
1mC
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden leren
Je krijgt 3 minuten om de eerste 15 woorden van de woordenlijst te leren. Je doet dat in stilte. 

Dat kan op de volgende manieren:
- Dek de betekenis af en omschrijf het woord. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Dek het woord af en benoem het woord bij de betekenis. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Schrijf de woorden met betekenis over. 
- Maak zinnen met de woorden. 
- Eigen ideeën en manier om te leren mag ook. 


timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woordencheck
Spel: ik heb, wie heeft?





Slide 5 - Tekstslide

  1. tot dusver
  2. beklemmen
  3. de afkeer
  4. geregeld
  5. voor dag en dauw
Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je:

- de woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord benoemen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis
gebruik eventueel het schema in je werkboek op blz.133 en benoem de woordsoorten in de zin: 

Ik zit voor de tweede keer in de eerste klas van de Mavo. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord (psv) verwijst meestal naar één of meer personen of dingen. Het staat ook vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord.
Mo kan geweldig gamen. Hij heeft al veel games uitgespeeld. Ze zijn voor hem geen uitdaging meer.  
Persoonlijke voornaamwoorden:
• hebben een onderwerpsvorm en een voorwerpsvorm;
• hebben een getal (1e, 2e of 3e persoon);
• zijn enkelvoud of meervoud.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerpsvorm of voorwerpsvorm
Of een persoonlijk voornaamwoord een onderwerpsvorm of voorwerpsvorm heeft, hangt af van de zin.


Onderwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als onderwerp gebruikt.

Voorwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp gebruikt.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bzv) geeft aan van wie iets is.
Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord:
Mijn moeder heeft jouw boertje geholpen met zijn huiswerk.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
hoofdstuk 5, §5.7 grammatica,
- Lezen van de leerteksten  (bekijk evt het uitlegfilmpje)
- maken opdracht 5, 6, 10, 12, 14

Voor degene die het fijn vinden zal ik de eerste twee van elke opdracht voor- en samendoen. 

Klaar?
1. nakijken
2. woorden leren
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 15 - Tekstslide

1a. spelende
1b. hinnikend

2a. stoffen
2b. ijzeren
2c. verbrede
2d. gemaakt

Huiswerk
afmaken 
hoofdstuk 5, §5.7 grammatica,
- Lezen van de leerteksten (bekijk evt het uitlegfilmpje)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies