Oefenopgaven Module 3 (Markt en overheid)

Opgave 1: Marktvormen
Geef aan welke begrippen / omschrijvingen in de tweede kolom horen bij de verschillende marktvormen in de eerste kolom. Je mag elk begrip maar één keer gebruiken.

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Opgave 1: Marktvormen
Geef aan welke begrippen / omschrijvingen in de tweede kolom horen bij de verschillende marktvormen in de eerste kolom. Je mag elk begrip maar één keer gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Uitwerking opgave 1
1) b 
 2) a 
 3) c 
 4) e 
 5) d

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 2: Volkomen concurrentie
De totale kostenfunctie van een producent op een markt met volkomen concurrentie kan als volgt worden weergegeven: TK = q^2 + 6q + 10, waarbij q in 1.000 stuks is. 
Verder is gegeven dat de marktprijs gelijk is aan € 15.

a) Bepaal de functie van de totale variabele kosten.
b) Leidt de MK-functie af.

Slide 3 - Tekstslide

We veronderstellen dat deze producent streeft naar maximale winst.
c) Bereken de maximale winst.


De MK-functie en GTK-functie van de producent zijn hieronder weergegeven. Stel dat de marktprijs is gestegen naar € 20.
d) Arceer de oppervlakte die de maximale totale winst weergeeft.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Uitwerking opgave 2
a) TVK = q^2 + 6q
b) MK = 2q + 6
c) MO = MK     15 = 2q + 6     2q = 9     q = 4,5
TO = 4,5 x 1000 x € 15 = € 67.500
TK = (4,5)^2 + 6 x 4,5 + 10 = 57,25
TK = 57,25 x 1000 = € 57.250
TO – TK = € 67.500 - € 57.250 = € 10.250

Slide 6 - Tekstslide

d)

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 3: Volkomen concurrentie
Een producent heeft te 
maken met het in de 
figuur weergegeven verloop 
van de marginale kosten (MK), 
de gemiddelde variabele 
kosten (GVK) en de gemiddelde 
totale kosten (GTK).

Slide 8 - Tekstslide

Aanvankelijk heeft deze producent te maken met prijsafzetlijn 1. 
Hij streeft naar maximale totale winst.

a) Waaruit blijkt dat deze producent hoeveelheidsaanpasser is?
b) Bij welk aantal eenheden product behaalt de producent maximale totale winst?
c) Bereken de omvang van de maximale totale winst.



grafiek

Slide 9 - Tekstslide

Door toetreding van concurrenten tot de markt daalt de marktprijs. In de nieuwe situatie geldt voor de producent prijsafzetlijn 2.

d) Leg uit dat voor de producent dan alleen kostendekking mogelijk is.

Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking opgave 3
a) De verkoopprijs is voor de producent een gegeven; hij kan geen invloed uitoefenen op deze prijs.
b) Voor de prijsafzetlijn geldt: p = MO; er is sprake van maximale totale winst als
MO= MK. Dit is het geval bij 5.000 eenheden product.

Slide 11 - Tekstslide

c) Bij q = 5.000 geldt:
TO = € 40 x 5.000 = € 200.000 
TK = € 25 x 5.000 = € 125.000,-
TW = € 200.000 – € 125.000 = € 75.000
(Of: Bij q = 5 000 geldt: GW = GO – GTK = € 40 – € 25 = € 15
TW = € 15 x 5.000 = € 75.000,-)
d) Als prijsafzetlijn 2 (= de GO-lijn; voor de prijsafzetlijn geldt immers p = MO = GO)
de GTK-lijn in zijn laagste punt raakt, is er sprake van kostendekking omdat GO =  GTK. (Bij elke andere productieomvang wordt verlies geleden: GTK > GO.) 


Slide 12 - Tekstslide

Opgave 4: Monopolie
Op een markt is de collectieve vraaglijn: qv = -⅓ p + 60
De aanbieder op deze markt is monopolist.

a) Bepaal de prijsafzetlijn van de monopolist.
b) Bepaal de MO-functie van de monopolist.




Slide 13 - Tekstslide

De totale kosten zijn: TK = 60q + 800

c) Bepaal de productieomvang en de prijs waarbij de monopolist maximale winst behaald.
d) Bereken de hoogte van de maximale winst.

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking opgave 4
a) qv = -⅓ p + 60    ⅓p = -q + 60    p = -3q + 180
b) TO = p x q = (-3q + 180) x q = -3q^2 + 180q 
 MO = -6q + 180
c) MK = 60    MO = MK     -6q + 180 = 60    -6q = -120 q = 20
p = -3 x 20 + 180 = 120 
d) TO = p x q = 120 x 20 = 2400   TK = 60 x 20 + 800 = 2000
TW = 2400 – 2000 = 400 

Slide 15 - Tekstslide

Opgave 5: Monopolie
Hiernaast is de situatie van 
een prijszetter getekend.

Slide 16 - Tekstslide

Geef in de grafiek aan:
a) De prijs waarbij maximale winst behaald wordt. (Noem dit pa)
b) De prijs waarbij winst noch verlies gemaakt wordt. (Noem dit pb)
c) De prijs waarbij de omzet maximaal is. (Noem dit pc)
d) Het break-even-punt.
e) Arceer de maximale winst.

Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking opgave 5

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 6: Prijsdiscriminatie
In een land heeft de nationale telefoonmaatschappij als staatsbedrijf het monopolie op het telefoonverkeer. Deze maatschappij, Telmax, kent de volgende prijsafzetfunctie:
p = - 1/3 q + 20
De kosten zijn: TK = 4q + 180.
q is de afzet in miljoenen telefoontikken en p is de prijs per eenheid in eurocenten.

Slide 19 - Tekstslide

a) Bereken de prijs en productieomvang waarbij Telmax maximale winst behaalt.
b) Bereken de omvang van de maximale winst van Telmax in euro’s.

De werkelijke winst van Telmax is echter nog groter aangezien de maatschappij prijsdiscriminatie toepast: Telmax brengt voor telefoneren overdag verschillende prijzen in rekening aan zakelijke en particuliere gebruikers.

Slide 20 - Tekstslide

De particuliere gebruikers (deelmarkt I) hebben als collectieve vraagfunctie: qv = 28 – 2pI
De zakelijke gebruikers (deelmarkt II) hebben als collectieve vraagfunctie: qv = 32 – pII

c) Schrijf de prijsafzetfuncties van beide deelmarkten in de vorm p = …q + …
d) Bereken de maximale winst die Telmax via prijsdiscriminatie kan behalen.

Slide 21 - Tekstslide

Uitwerking opgave 6
a) TO = p x q = -1/3q^2 + 20q
MO = -2/3q + 20        MK = 4
MO = MK     -2/3q + 20 = 4        -2/3q = -16        q = 24
p = -1/3 x 24 + 20 = - 8 + 20 = 12
b) TO = 24 x 12 = 288 mln
TK = 180 mln + 4 x 24 mln = 276 mln
TW = 288 – 276 = 12 mln.

Slide 22 - Tekstslide

c) I: 2pI = -q + 28      pI = -0,5q + 14
    II: pII = -q + 32
d) I: TOI = -0,5q^2 14q     MO = -q + 14    MK = 4    -q + 14 = 4
       q = 10 p = 9 
        TOI = 10 x 9 = 90 mln
    II: TOII = -q^2 + 32q     MO = -2q + 32   MK = 4  -2q + 32 = 4
       q = 14 p = 18 
        TOII = 14 x 18 = 252 mln
TO totaal = 90 + 252 = 342 mln.
TW = 342 – 276 = 66 mln.


Slide 23 - Tekstslide

Opgave 7: Minimumprijs
In de EU is de vraag- en aanbodfunctie van een bepaald landbouwproduct gegeven:
qv = -1,25p + 10
qa = p + 1
q in miljoenen kilo’s en p in euro’s per kilo.

a) Teken deze vraag- en aanbodfunctie in één grafiek.

Slide 24 - Tekstslide

De EU heeft een garantieprijs ingesteld van € 5 per kilo en tevens heft zij invoerrechten op de import van het landbouwproduct.

b) Bereken hoeveel het opkopen van het overschot kost.
c) Arceer het gebied in de grafiek die de waarde van het opkopen weergeeft.
d) Waarom gaat een garantieprijs altijd samen met invoerheffingen?

Slide 25 - Tekstslide

Stel dat de EU de garantieprijs en de importheffingen afschaft.

e) Wie profiteren hier van en wie ondervinden hier nadeel van? Verklaar je antwoord.

Slide 26 - Tekstslide

Uitwerking opgave 7
a) 

Slide 27 - Tekstslide

b) qa = 5 + 1 = 6      qv = -1,25 x 5 + 10 = 3,75 
 overschot is 6 – 3,75 = 2,25 miljoen
€ 5 x 2,25 mln. = € 11,25 miljoen
c) zie grafiek bij a.
d) De garantieprijs ligt hoger dan de wereldmarktprijs. Als er geen invoerheffingen zouden zijn, zouden de aanbieders van buiten de EU hun producten tegen een lagere prijs dan de garantieprijs op de Europese markt kunnen brengen.

Slide 28 - Tekstslide

e) Consumenten in de EU profiteren, omdat de prijs van de producten lager wordt. Belastingbetalers in de EU hoeven niet meer op te draaien voor de kosten van het opkopen, en hebben dus voordeel.
Ook producenten van buiten de EU profiteren, omdat zij hun producten nu goedkoper op de Europese markt kunnen brengen en dus meer kunnen verkopen.
De boeren in de EU ondervinden uiteraard nadeel, omdat ze nu een lagere prijs krijgen voor de producten.
De EU ondervindt nadeel, omdat ze nu invoerrechten misloopt.

Slide 29 - Tekstslide