les 14 Endocrinologie

Klinische Chemie
Les 14 Endocrinologie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Klinische Chemie
Les 14 Endocrinologie

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Vragen hoofdstuk 11?
- Inleiding endocrinologie
- Werking van hormonen
- Regulatie van hormoonaanmaak
- Endocriene organen aangestuurd door hypofyse
- Overige hypofysehormonen
- Niet-hypofyse-gereguleerde hormonen

Slide 2 - Tekstslide

Inleiding endocrinologie (par 12.1)
Endocrinologie is de medische tak die zich bezig houdt 
met de werking van hormonen en ziekten die daarbij
kunnen voorkomen. 

Endocriene organen maken hormonen die, via het bloed,
elders in het lichaam een functie vervullen. 

In dit hoofdstuk wordt globaal de werking van de 
hormonen beschreven. In volgende hoofdstukken
wordt op de verschillende organen ingegaan. 

Slide 3 - Tekstslide

Werking van hormonen (par. 12.2)
Hormonen kunnen ingedeeld worden op basis van structuur en werkingsmechanisme:
- Eiwithormonen 
      * insuline
      * parathormoon (PTH)
- Steroïdhormonen (gemaakt uit cholesterol)
      * geslachtshormonen (oestrogeen, testosteron)
      * cortisol (stresshormoon)
- Amines (gemaakt uit o.a. tyrosine = aminozuur)
      * adrenaline


Slide 4 - Tekstslide

- Eiwithormonen + amines: niet vetoplosbaar: koppelen op het celmembraan --> signaal gaat door celmembraan --> signaalmoleculen in het cytoplasma worden geactiveerd.

- Steroïdhormonen: vetoplosbaar: kunnen door de celmembraan naar het cytoplasma --> hechten daar aan aan steroïdreceptor en verplaatst zich naar de celkern (zie volgende afb.)

Slide 5 - Tekstslide

Steroïdhormonen
In de celkern kan het hormoon bepaalde genen
aan of uitzetten. Dit resulteert bijvoorbeeld
o.a. in het aanmaken van bepaalde enzymen. 


Slide 6 - Tekstslide

timer
1:00
Welke endocriene
klieren ken je?

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

Regulatie van hormoonaanmaak (par. 12.3)
A: humorale stimulus
 (concentratie van stoffen in 
   het bloed bijv. glucose te hoog
   stimuleert alvleesklier tot 
   aanmaak van insuline)
B: neurale stimulus (via zenuw-
  stelsel --> prikkels 
  bijv. oxitocine (knuffelhormoon)
C: hormonale stimulus (cascade
  van hormonen die ieder ver-
  schillende klieren activeren)  

Slide 9 - Tekstslide

Hypofyse
De hypothalamus stuurt de hypofyse aan. 
De hypothalamus stuurt het releasing hormone 
(CRH) of een zenuwprikkel naar de hypofyse die 
op zijn beurt het hypofyse-hormoon aanmaakt. 

De hypofyse bestaat uit een voor- en achterkwab. 
De hypofysevoorkwab produceert de meeste 
hormonen. 
Hormonen uit de hypofyse hebben invloed op de 
endocriene organen: bijnier, schildklier, geslacht-
klieren. 

Slide 10 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling
Met negatieve terugkoppeling wordt bedoeld dat een 
teveel van het geproduceerde hormoon zorgt dat de
productie van dat zelfde hormoon op een gegeven 
moment ook weer geremd wordt. 

Bijv. cortisol is nodig voor verschillende processen 
in het lichaam. Bij een tekort worden de hypothalamus
en hypofyse geactiveerd om de bijnier te activeren. 
Wanneer na een tijdje het cortisol gehalte een 
bepaalde hoogte bereikt, wordt door het hormoon de
hypothalamus en hypofyse weer afgeremd. 

Slide 11 - Tekstslide

Welke groepen hormonen ken je als je kijkt naar indeling op basis van structuur en werkingsmechanisme?

Slide 12 - Open vraag

Endocriene organen aangestuurd door de hypofyse 
(par 12.4)
In de afb. zie je de belangrijkste hormonaal aangestuurde
organen (endocriene assen)

Hypofyse stuurt schildklier aan met TSH 
(thyroïd stimulating hormone), die weer T4 en T3 aanmaakt.

Hypofyse stuurt bijnier aan met ACTH --> bijnier maakt 
cortisol

Hypofyse stuurt geslachtsorganen aan:
Bij vrouwen met LH en FSH wat zorgt dat de eierstokken oestradiol 
en progesteron produceren
Bij mannen met LH wat zorgt dat de teelballen testosteron produceren.

Slide 13 - Tekstslide

Bijnierhormonen









d

Slide 14 - Tekstslide

Hormonen bijnierschors
Aldosteron: 
- heeft invloed op de bloeddruk, doordat het de concentratie van natrium en kalium in het bloed reguleert. 
- de aanmaak van aldosteron hangt af van de hoeveelheid renine, angiotensine en de concentratie van kalium in het bloed. (RAAS-systeem)

Cortisol: 
- heeft invloed op stofwisselingsprocessen --> aanmaak van glucose, afbraak van lipiden en eiwitten, goed werkend immuunsysteem. 
- een tumor in de bijnierschors (syndroom van Cushing) --> cortisol hoog, ACTH laag
of tumor in de hypofyse (ziekte van Cushing)  --> cortisol hoog, ACTH hoog 
 Beide zorgen voor een toename in productie van cortisol 
- Ziekte van Addison-->  oorzaak vaak auto-immuunziekte of verwijderde bijnieren leiden tot verminderde aanmaak van cortisol, soms ook verminderde aanmaak van aldosteron.

Slide 15 - Tekstslide

Schildklierhormoon 
De hypothalamus geeft via het hormoon TRH (TSH-releasing hormone) af aan de hypofyse. De schildklier wordt geactiveerd door het 
hypofysehormoon TSH (thyroïd stimulating hormone).

De schildklier produceert vervolgens T4 en T3. 
Wanneer de productie T4 en T3 verhoogd is 
zullen deze hormonen een negatieve terugkoppeling
geven aan de hypothalamus en hypofyse waardoor 
de productie van T4 en T3 weer afneemt. 
 
In hoofdstuk 14 gaan we verder in op de schildklier. 


Slide 16 - Tekstslide

Geslachtshormonen 
De geslachtshormonen oestradiol en testosteron zorgen voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken (o.a. zwaardere stem, baardgroei, schaamhaar, borstgroei)
De hypothalamus stuurt de hypofyse aan met het GnRH (gonadotropine-releasing hormone) De hypofyse geeft LH en FSH af. 

Bij vrouwen:
FSH en LH afgegeven door de hypofyse zorgen ervoor dat de eierstokken oestradiol en progesteron aanmaken. Dit zijn hormonen die de rijping van eicellen en groei van het baarmoederslijmvlies regelen tijdens de menstruele cyclus. 

Bij mannen:
De testosteronproductie in de testis wordt geactiveerd door LH. FSH stimuleert met testosteron de rijping van de zaadcellen. 
Ook hier geldt weer een negatieve terugkoppeling door de geslachtshormonen op de hypothalamus en hypofyse. 

Slide 17 - Tekstslide

Overige hypofysehormonen (par. 12.5)
Prolactine: 
- gereguleerd door TRH en dopamine. 
- Stimuleert de aanmaak van melkproductie na een bevalling.
- wordt door sommige hypofysetumoren veel geproduceerd --> wordt daarom bepaald bij diagnostiek van   
   hypofysetumoren. 

Groeihormoon (GH):
- essentieel voor groei en deling van lichaamscellen m.n. van bot- en skeletspieren. 
- reguleert meerdere stofwisselingsprocessen
- zorgt voor groei door aanmaak van insuline growth factor-1 (IGF-1) dat in de lever wordt aangemaakt. 
- Bij een lage concentratie glucose of afwijkende groei wordt IGF-1 en evt. GH gemeten. 

ADH
- Hormoon dat de waterresorptie in de nieren stimuleert.
 Heeft invloed op bloeddruk en zoutconcentratie in het bloed. 

Slide 18 - Tekstslide

Niet-hypofyse-gereguleerde hormonen (par. 12.6)
Sommige hormonen worden niet door de hypofyse gereguleerd, maar door de concentratie van bepaalde stoffen in het bloed.

Dit geldt voor de aanmaak van insuline en glucagon in de pancreas. 
In de Eilandjes van Langerhans worden beide hormonen geproduceerd. 
Een verhoogde concentratie stimuleert de aanmaak van insuline. Insuline stimuleert de opname van glucose in (spier)weefsel en verlaagt zo de concentratie in het bloed.  
Daarnaast remt het het vrijmaken van energie uit andere energiebronnen (vet- en eiwitafbraak)
  

Slide 19 - Tekstslide

Bijschildklier (par. 12.6)

Net als de nieren heeft de schildklier een bij-klier nl. de bijschildklier.
Deze kliertjes produceren het hormoon PTH wanneer de calciumconcentratie in het bloed te laag is. 
PTH zorgt ervoor dat calcium uit de botten vrijgemaakt wordt en er minder calcium via de urine kan verdwijnen. Als de concentratie calcium hoger wordt wordt de PTH productie weer geremd (negatieve terugkoppeling)
PTH zorgt ook dat fosfaatuitscheiding gestimuleerd wordt. 
Wanneer de hoeveelheid calcium in het bloed afwijkt, is dat een reden om ook naar de concentratie PTH te kijken. 

Meer over PTH leer je in deel 2 bij de calcium- en fosfaathuishouding

Slide 20 - Tekstslide

Hormonen bijniermerg (par. 12.6)
Het bijniermerg maakt de hormonen noradrenaline en adrenaline. Beide zijn stresshormonen net als cortisol. 
Het verschil tussen noradrenaline en adrenaline is niet zo groot. Beide laten de bloeddruk stijgen. Noradrenaline werkt daarnaast meer op de emotie dan adrenaline. 

(Nor)adrenaline: 
- aangestuurd door sympatisch zenuwstelsel. 
- Onderzoek hiernaar wordt ingezet bij patiënten met een onverklaarde hoge bloeddruk ((nor)metanifrine = tumormerker wordt gemeten). --> oorzaak vaak tumor in de bijnierschors. 

Slide 21 - Tekstslide

Welk orgaan staat of staan niet onder invloed van de hypofyse?
A
Bijniermerg
B
Bijnierschors
C
Bijschildklier
D
Schildklier

Slide 22 - Quizvraag

Hebben jullie nog vragen?

Slide 23 - Tekstslide