Frans b1 Week van 8-1 werkwoorden op -er en negations

We gaan eerst herhalen waar we gebleven waren voor de vakantie.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

We gaan eerst herhalen waar we gebleven waren voor de vakantie.

Slide 1 - Tekstslide

In het Frans zijn er diverse manier waarop een werkwoord vervoegd wordt.
Er zijn onregelmatige werkwoorden (avoir, être, aller, faire)
En er zijn regelmatige werkwoorden.
Bij die laatste zijn er twee groepen.
eindigend op -er   (donner etc)
eindigend op -ir
eindigend op r-re

We gaan vandaag kijken naar  werkwoorden die eindigen op -ee

Slide 2 - Tekstslide

Les verbes réguliers en -ER

Slide 3 - Tekstslide

fermer=
sluiten
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
fermons
fermez
ferme
ferment
fermes
ferme

Slide 4 - Sleepvraag

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 5 - Quizvraag

Verbes -er: vous (manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 6 - Quizvraag

Verbes -er: nous ________ (trouver)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 7 - Quizvraag

Verbes -er: elle ____ (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 8 - Quizvraag

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 9 - Quizvraag

Verbes -er
nous _____(écouter)
A
écoutent
B
écoutez
C
écoutes
D
écoutons

Slide 10 - Quizvraag

Verbes -er: nous (trouver : vinden)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 11 - Quizvraag

donner=
geven
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
donnons
donnent
donne
donnez
donnes
donne

Slide 12 - Sleepvraag

Doe het nu zelf
Je .......(donner)

Slide 13 - Open vraag

Doe het nu zelf
Il .......(parler)

Slide 14 - Open vraag

Doe het nu zelf
Nous......(parler)

Slide 15 - Open vraag

Ik snap het nu goed
Ja, helemaal
Nee, nog niet
Ja, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 16 - Poll

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne of n' ........ pas
Op het stippellijntje komt het werkwoord

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld: iemand een appel geven.

Je donne la pomme.  Je ne donne pas la pomme.
Tu donnes la pomme.  Tu ne donnes pas la pomme
Il donne la pomme.  Il ne donne pas la pomme.
Nous donnons la pomme.  Nous ne donnons pas la pomme.
Vous donnez la pomme. Vous ne donnez pas la pomme.
Ils donnent la pomme. Ils ne donnent pas la pomme.


Slide 18 - Tekstslide

donner=
geven
Il donne
Nous donnons.
Vous donnez.
Ils donnent.
tu donnes.
Je donne.
Nous ne donnons pas
Vous ne donnez pas
Je ne donne pas
Ils ne donnent pas.
Tu ne donnes pas
Il ne donne pas.

Slide 19 - Sleepvraag

negations
Il a un chien.
nous avons un chien
Vous avez raison
Ils ont raison
tu as raison
je donne
nous n'avons pas un chien.
Ils n'ont pas raison
je ne donne pas
Vous n'avez pas raison
tu n'as pas raison
Il n'a pas un chien

Slide 20 - Sleepvraag

Quelle est la négation de la phrase :
C'est correct
A
Ce n'est pas correct
B
Ce ne est pas correct
C
C'est ne pas correct

Slide 21 - Quizvraag

Quelle est la négation de la phrase :

"Je suis triste"
A
Je ne suis pas triste
B
Je ne pas suis triste
C
Je suis ne pas triste

Slide 22 - Quizvraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Il a un chien.

Slide 23 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Elle a un chien.

Slide 24 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Tu as un chien.

Slide 25 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Vous avez un chien.

Slide 26 - Open vraag


Chapter 2: herhalen wat er op herhalen staat
Alle oefeningen in classroom.
C: Phrases Clés et parler
D Grammaire et Ecrire
E Regarder tot en met 20d
Samen kijken als eerste E; Oefening 20A




Slide 27 - Tekstslide