G2 H4 herhaling



Herhaling H4

Proefwerk
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les



Herhaling H4

Proefwerk

Slide 1 - Tekstslide

Vul aan:
Een feit is ...

Slide 2 - Open vraag

Signaalwoorden
bij een argument

Slide 3 - Woordweb

Wat betekent
'handel en wandel'?
A
veilig en beschut
B
tot in detail geregeld
C
gedragingen; doen en laten
D
heel duidelijk

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent
'wis en waarachtig'?
A
heel duidelijk
B
zeer zeker
C
met grote weerzin
D
met allerlei details

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent
'een graantje meepikken'?
A
delen in een bepaald voordeel
B
een grote kans maken
C
veilig en beschut
D
zonder op verzet te stuiten

Slide 6 - Quizvraag

Vul aan met een woordpaar:
"Hij lijkt heel erg op zijn vader. Hij heeft ..."

Slide 7 - Open vraag

Vul aan met een woordpaar:
"Waar zij over praten is echt onbelangrijk; ze praten over ..."

Slide 8 - Open vraag

Vul aan met een woordpaar:
"De winkeldief wilde niet gearresteerd worden. Hij verzette zich met ..."

Slide 9 - Open vraag

Vul aan met een woordpaar:
"Mijn moeder heeft me op allerlei manieren geholpen. Ze stond me bij met ..."

Slide 10 - Open vraag

Welke regel hoort bij de samenstelling 'spinnewiel'?
A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 11 - Quizvraag

Welke regel hoort bij de samenstelling 'gemeentegrens'?
A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
De brandweerlieden ... de automobilist uit zijn auto.
A
bevrijden
B
bevrijdden
C
bevrijde
D
bevrijdde

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
Ik kon 's avonds weinig zien in de slecht ... kamer.
A
verlichtte
B
verlichte
C
verlichtten
D
verlichten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
Tot voor kort ... een klein lampje mijn hele slaapkamer.
A
verlichtte
B
verlichte
C
verlichtten
D
verlichten

Slide 15 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A. Een infinitief kan ook dubbel-d of dubbel-t bevatten.
B. Werkwoordsvormen met dubbel-d en dubbel-t komen voor in de verleden tijd.
A
Alleen A
B
Alleen B
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 16 - Quizvraag

Oefenproefwerk
Nog vragen?

Slide 17 - Tekstslide