Schakelingen oefenen
1 / 14
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welk component hoort bij dit symbool?
A
Snoer
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Lampje
Slide 2 - Quizvraag
Welke schakeling is een gemende schakeling?
A
B
C
D
Slide 3 - Quizvraag
Welke component hoort bij dit symbool?
A
led
B
schakelaar
C
motor
D
bel
Slide 4 - Quizvraag
Is dit een open of gesloten stroomkring?
A
Open
B
Gesloten
Slide 5 - Quizvraag
Is dit een serie of een parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 6 - Quizvraag
Stroomsterkte is
A
De hoeveelheid lading in een lamp
B
De hoeveelheid ampère in een batterij
C
Het verschil in lading tussen twee punten
D
De hoeveelheid elektronen per seconde
Slide 7 - Quizvraag
Hoe is de schakeling
geschakeld?
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 8 - Quizvraag
Hoe schakel je een Stroommeter?
A
Serie
B
parallel
Slide 9 - Quizvraag
Bekijk de schakelingen.
Welke schakelingen zijn parallelschakelingen? (2 antwoorden)
Welke schakelingen zijn parallelschakelingen? (2 antwoorden)
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
serie-schakeling of paralel-schakeling?
A
serie-schakeling
B
paralel-schakeling?
Slide 11 - Quizvraag
Welke van deze 4 schakelingen zijn parallel schakelingen?
A
A
B
C en D
C
B en C
D
B, C en D
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste schakeling?
A
B
C
D
Slide 13 - Quizvraag
Als in een parallel-schakeling een apparaat kapot gaat, werken de andere apparaten in die schakeling ook niet meer.
A
Waar
B
Niet waar
