H4 Ongelijkheid

H4 Ongelijkheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H4 Ongelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

§4.1 Welvaart in de wereld

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan vertellen over welvaart:
  • de welvaart meten
  • de welvaart op de wereld in drie groepen verdelen
  • het verband tussen welvaart en beroepsbevolking

Slide 3 - Tekstslide

Welvaart
De welvaart geeft aan hoe het met een land gaat op basis van hoeveel geld er verdient wordt.



Hierbij gebruik je het: bbp/hoofd

Welvaart in Europa
In West-Europa is er meer welvaart dan in Oost-Europa. 
Er wordt in West-Europa meer geld verdiend. 

Slide 4 - Tekstslide

Welvaart is:
A
Inkomen
B
Macht
C
Geluk

Slide 5 - Quizvraag

Bruto Binnenlands Product
Het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking geeft aan hoeveel geld mensen gemiddeld per persoon verdienen.


Slide 6 - Tekstslide

In Luilekkerland zijn in 2025 de totale inkomsten 5 miljard euro. Er wonen in dit land 2 miljoen mensen. Wat is het bbp per hoofd?

Slide 7 - Open vraag

Wat is welvaart en hoe kan je het meten?

Slide 8 - Open vraag

lage-inkomenslanden
midden-inkomenslanden
hoge-inkomenslanden
Drie soorten landen 

Slide 9 - Tekstslide

Drie soorten landen 
1 Lage-inkomenslanden 
Veel mensen hebben minder dan €1,70 per dag te besteden. Zij leven onder de: armoedegrens
Veel mensen werken in de: landbouw


2 Midden-inkomenslanden  
Veel mensen ingeënt tegen ziekten, elektriciteit in huis en een telefoon. Niet genoeg goede ziekenhuizen, weinig mensen kunnen op vakantie.
Veel mensen werken in de: industrie

3 Hoge-inkomenslanden 
Genoeg eten en schoon drinkwater, veel mensen kunnen op vakantie.
Veel mensen werken in de: diensten

Slide 10 - Tekstslide

Welvaart
A
Geluk
B
Werk
C
Rijkdom
D
Armoede

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bbp?
A
Inkomen van de wereld
B
Inkomen van een inwoner
C
inkomen van een land
D
Hoeveel er in Nederland verdient wordt

Slide 12 - Quizvraag

Een land heeft 20 inwoners.
Het totale BBP is 100.000 euro.
Wat is het BBP/hoofd?

Slide 13 - Open vraag



  • mensen die kunnen & willen werken = beroepsbevolking
  • beroepsbevolking groter dan werk = werkeloosheid
  • werklozen horen ook bij beroepsbevolking (uitkering)
3 soorten beroepen:
1. Landbouw: werk als boer, vooral in lage-inkomenslanden
2. Industrie: werk in fabrieken, als land rijker wordt, meer van landbouw naar industrie
3. Diensten: verlenen een dienst; op kantoor, vrachtwagenchauffeur, in een winkel. Hoe rijker het land, hoe meer werk in de diensten

Beroepsbevolking

Slide 14 - Tekstslide

De armoedegrens....
A
verschilt per land
B
is voor ieder land gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Is geld het belangrijkste om een goed leven te hebben?
Ja!
Nee, gezondheid is belangrijker.
Nee, maar een beetje geld is wel handig

Slide 16 - Poll

4.2 Welzijn in de wereld

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan vertellen over welzijn
  • het welzijn meten
  • begrijp je de relatie tussen gezondheid, onderwijs en inkomen
  • welke verschillen in welzijn er voorkomen in de wereld.


Slide 18 - Tekstslide

Welzijn
Om het welzijn in een land te meten moet je kijken naar de leefomstandigheden van de mensen. 

Slide 19 - Tekstslide

Om welzijn te meten kijk je naar 2 onderdelen:
De gezondheid van de inwoners. 
Hoe oud worden mensen gemiddeld? -> Levensverwachting
Kan je naar het ziekenhuis als je ziek bent?
Onderwijs
Heel mensen kunnen er lezen en schrijven? 
Dit wordt uitgedrukt in de alfabetiseringsgraad, hieraan kun je zien hoeveel mensen boven de 15 jaar kunnen lezen en schrijven.

Inkomen
Gezondheid
Onderwijs

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is welzijn?
A
Dat geeft aan of het goed met iemand gaat.
B
Genoeg geld hebben en goed kunnen voorzien in je behoeften.

Slide 22 - Quizvraag

Welk land heeft een zeer slecht welzijn?

A
Mexico
B
Mozambique
C
Spanje
D
Rusland

Slide 23 - Quizvraag

Welzijn gaat niet over ...
A
De gezondheid van mensen
B
Het inkomen van mensen
C
Het onderwijs dat mensen volgen
D
De voedselzekerheid die mensen hebben

Slide 24 - Quizvraag

§4.3 Ongelijkheid in landen

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen
Als je klaar bent met deze paragraaf:
• weet je het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid;
• kun je verklaringen geven voor sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid in landen;
• kun je het verschil tussen de formele sector en de informele sector uitleggen.

Slide 26 - Tekstslide

Welvaart 
Welzijn

Slide 27 - Sleepvraag

Combineer de juiste welzijnsniveaus 
Hoge welzijn
Erg lage welzijn
Redelijk lage welzijn

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is alfabetisme?
A
Het leren van vreemde talen.
B
Het vermogen om te rekenen.
C
Het vermogen om muziek te spelen.
D
Het vermogen om te lezen en schrijven.

Slide 29 - Quizvraag

Ongelijkheid tussen mensen
  • Sociale ongelijkheid = verschillen in welvaart tussen mensen in een land.

  • Vooral in lage-inkomenslanden is de sociale ongelijkheid het grootst. Een grote groep leeft onder de armoedegrens, terwijl een kleine groep mensen een hoog inkomen heeft.
Hoe is sociale ongelijkheid hier te herkennen?

Slide 30 - Tekstslide

Ongelijkheid tussen gebieden
  • Regionale ongelijkheid = het verschil in welvaart tussen gebieden in een land.

  • In veel lage-inkomens en midden-inkomenslanden is het verschil tussen regio's onderling zeer groot. Soms is dit verschil tussen regio's ook te zien in hoge-inkomenslanden.

Slide 31 - Tekstslide

Hoe herken je regionale ongelijkheid op de kaart?

Slide 32 - Open vraag

Werk
  • Er zijn twee sectoren in de economie:
1. Formele sector: officiële deel van de economie in een land. In hoge-inkomenslanden werkt bijna iedereen in deze sector.
2. Informele sector: niet-officiële deel van de economie in een land. Deze sector is het grootst in arme landen, zoals: schoenpoetser.

  • Wat zijn kenmerken van de informele sector:
- bij ziekte geen geld;
- wisselend inkomen;
- geen belasting betalen;
- niet officieel.

Slide 33 - Tekstslide

Formele sector
Informele sector

Slide 34 - Sleepvraag