Werking van het immuunsysteem: specifieke immuniteit
1 / 10
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Even herhalen: Wat is het verschil tussen niet-specifieke en specifieke immuniteit?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een taak van T-helperlymfocyten?
A
door middel van fagocytose pathogenen onschadelijk maken
B
de cytotoxische T-lymfocyten en B-lymfocyten activeren
C
specifieke antilichamen produceren
D
de immuunreactie afremmen wanneer de infectie overwonnen is
Slide 4 - Quizvraag
Hoe wordt een T-helperlymfocyt geactiveerd?
A
door cytokines die worden afgegeven door regulatoire T-lymfocyten
B
door cytokines die door cytotoxische T-lymfocyten worden afgegeven
C
door antigeenpresentatie op de membraan van een pathogeen
D
door antigeenpresentatie op de membraan van een macrofaag
Slide 5 - Quizvraag
Welke cel wordt in deze cartoon weergegeven?
A
T-helperlymfocyt
B
cytotoxische T-lymfocyt
C
regulatoire T-lymfocyt
D
B-lymfocyt
Slide 6 - Quizvraag
Welke soort cel wordt in deze cartoon weergegeven?
A
T-helperlymfocyt
B
cytotoxische T-lymfocyt
C
regulatoire T-lymfocyt
D
B-lymfocyt
Slide 7 - Quizvraag
Welke cellen zorgen voor het beëindigen van de immuunreactie?
A
T-helperlymfocyt
B
cytotoxische T-lymfocyt
C
regulatoire T-lymfocyt
D
B-lymfocyt
Slide 8 - Quizvraag
Antilichamen helpen de immuunreactie door te zorgen voor neutralisatie. Wat versta je onder neutralisatie?
Slide 9 - Open vraag
Als je een ziekte hebt doorgemaakt, zal je bij een nieuw contact met de pathogeen toch niet opnieuw ziek worden. Hoe kan je dit verklaren?
