Test jezelf hoofdstuk 2

Test jezelf hoofdstuk 2
schoonmaak en onderhoud

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Test jezelf hoofdstuk 2
schoonmaak en onderhoud

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk schoonmaakmiddel zorgt ervoor dat de meeste micro-organismen doodgaan?
A
desinfecteermiddel
B
onderhoudsmiddel
C
oplosmiddel
D
reinigingsmiddel

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk methodes pas je toe bij droog schoonmaken?
A
stoffen, stofzuigen, vegen
B
schrobben, laten weken
C
Dweilen, moppen
D
ramen zemen,

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarop let je als je ergonomisch werkt?
A
op je representativiteit
B
op je beroepshouding
C
op je hygiëne
D
op je lichaamshouding

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wachtruimte van de tandarts moet
A
smetschoon zijn
B
ruwschoon zijn
C
huishoudelijk schoon zijn
D
recreatief schoon zijn

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaken.

Toiletruimte schoonmaken: Om hygiënisch te werken, is het belangrijk dat je een goede werkvolgorde hanteert.  Zet de werkwijze in de goede volgorde.

1
2
3
4
De wc-bril schoonmaken.
De deurkruk schoonmaken.
De binnenkant van de wc-pot schoonmaken.
De wastafel of het fonteintje schoonmaken.

Slide 7 - Sleepvraag

Het is belangrijk dat medewerkers bij het schoonmaken de juiste volgorde hanteren, omdat anders een oppervlak juist vuil wordt gemaakt. Werk dus altijd van schoon naar vuil. Gebruik schoonmaakmaterialen na een vuil gedeelte niet weer voor een schoner gedeelte. Sanitair is te onderscheiden in ‘schoon’ (wastafel, tegels) en ‘vuil’ sanitair (binnenkant toiletpot, lage tegels naast toilet).
Welke werkzaamheden doe je dagelijks?
A
De meubels in de was zetten.
B
De plinten en deuren schoonmaken.
C
De ramen zemen.
D
Kruimels op de grond opzuigen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je op juiste wijze schoon?
A
Werk van boven naar beneden.
B
Werk van voren naar achteren.
C
Werk van nat naar droog.
D
Werk van vuil naar schoon.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van droog vuil?
A
Kauwgom, bloedvlekken.
B
Koffievlekken, modder.
C
Olievlekken roestvlekken.
D
Stof, kruimels

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt droog vuil van de vloer schoonmaken. Welke schoonmaakmethode kies je?
A
Dweilen
B
Moppen
C
Stofzuigen
D
Schrobben

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van het gebruik van een microvezeldoekje?
A
Een microvezeldoek heeft geen schoonmaakmiddel nodig
B
Een microvezeldoek heeft een ontsmettende werking.
C
Een microvezeldoek kun je alleen droog gebruiken
D
Een microvezeldoek kun je na gebruik weggooien

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke ruimte gebruik je een rood schoonmaakdoekje?
A
Keuken.
B
Sanitair.
C
Slaapkamer.
D
Woonkamer.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een juiste manier van tillen?
A
Buig je rug licht.
B
Houd het voorwerp zo dicht mogelijk bij je lichaam.
C
Houd je knieën recht.
D
Til vanuit je armen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van apparaten onderhouden?
A
Apparaten gaan langer mee.
B
Apparaten worden extra schoon.
C
Apparaten zien er beter uit.
D
Apparaten zijn goedkoper in gebruik.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee ontkalk je een koffiezetapparaat?
A
Chloor.
B
Groene zeep.
C
Soda.
D
Natuurazijn.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zien we het gevarensymbool van...
A
Bijtend
B
Giftig
C
Explosief
D
Mileu gevaarlijk

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zien we het gevarensymbool van...
A
Giftig
B
Bijtend
C
Ontplofbaar
D
Licht ontvlambaar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
schadelijk
C
Giftig
D
milieugevaarlijk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zien we het gevarensymbool van...
A
Bijtend
B
Giftig
C
Oxiderend
D
Irriterend

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zien we het gevarensymbool van...
A
Bijtend
B
Giftig
C
Mileu gevaarlijk
D
Irriterend

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij wat?
Slaapkamer stofzuigen
Schoonmaken met een doek waarin schoonmaakmiddel is verwerkt
Ramen wassen
Oppervlak reinigen met alcohol
Nat schoonmaken
Droog schoonmaken
Desinfecteren
Klamvochtig schoonmaken

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort waar bij?
WC schoonmaken
Stofzuigen
Ramen lappen
Afval prikken

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste volgorde
1
2
3
4
Ramen zemen kozijnen schoonmaken
Vloer moppen. 
Spinrag van het plafond halen
Vensterbank schoonmaken

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met nat schoonmaken gebruik je meer water dan met klamvochtig schoonmaken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En dan nog 1 tip:

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies