Oefentoets H3 Regenten en vorsten 3.1 , 3.2 , 3.3

Toets Hfs 3 Regenten en vorsten 3.1 & 3.2 & 3.3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Hfs 3 Regenten en vorsten 3.1 & 3.2 & 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Woordenlijst
Begrippen: de dik gedrukte woorden uit het leerboek.
Bronelement: iets wat je leest of ziet in de bron/afbeelding.
beeldelement: iets wat je ziet aan de bron/afbeelding.
motief/motieven: reden/redenen.

Slide 2 - Tekstslide

Noteer A t/m D en leg de vier begrippen uit (in je eigen woorden!!).
A) absolutisme
B) Hugenoot
C) kapitalisme
D) werkgelegenheid

Slide 3 - Open vraag

Gebruik de drie zinnen (A-C) over de tijd van regenten en vorsten. 
Noteer de letters van de twee juiste zinnen in de volgende slide. 
 
In de Republiek: 
A. bestuurden de Staten-Generaal de steden. 
B.  was de stadhouder de hoogste regent.
C. werkten de gewesten samen in de Staten-Generaal. 

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik de drie zinnen (A-C) over de tijd van regenten en vorsten.
Noteer de letters van de twee juiste zinnen.

Slide 5 - Open vraag

Gebruik bron 1. 
Dit is een afbeelding van Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III. 

Bron 1 
Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik bron 1. Dit is een afbeelding van Paleis Het Loo bij Apeldoorn, eind 17e eeuw gebouwd door stadhouder Willem III.
Leg met een bronelement uit dat Lodewijk XIV door andere machthebbers in Europa als een voorbeeld werd gezien.

Slide 7 - Open vraag

^Bron 2
Jan Steen: 'Soo voer gesongen, soo na gepepen', circa 1668-1670

Slide 8 - Tekstslide

Gebruik bron 2.
Licht de volgende uitspraak toe met een beeldelement.

Uitspraak: Het schilderij van Jan Steen; 'Soo voer gesongen, soo na gepepen'. Is kenmerkend voor de Nederlandse, 17e-eeuwse kunst.

Slide 9 - Open vraag

Gebruik bron 3 en de vier zinnen (a-d) 
Noteer de letters a-d met telkens juist of onjuist in de volgende slide.

a De brief komt uit het rampjaar 1672.   
b De raadspensionaris die in de brief wordt genoemd is Johan de Witt.   
c Na de gebeurtenissen uit de brief werd Willem III als  stadhouder aangesteld.   
d Na dit rampjaar waren de Fransen geen vijand meer van Nederland. 

Bron 3 Fragment uit een brief
Nu is de staat reddeloos. De Staten van Holland zijn van plan om zich over te geven aan de Fransen. Maar het volk ziet dat niet zitten en protesteert luid. Het wil dat de Staten de Prins tot stadhouder uitroepen, en alle rechten die zijn vader had ook aan hem zullen toekennen. 
De vijand heeft intussen al Woerden ingenomen. In alle steden keert de bevolking zich tegen het stadsbestuur, roept dat het weg moet en wil andere leiders aanstellen. Intussen is de raadspensionaris door de burgers van Den Haag vermoord en naderhand ontkleed, naar het schavot gesleept, als een beest aan de benen opgehangen en uiteengesneden. Het kantoor in Hoorn is bankroet gegaan en heeft grote schulden. En alles wat ik nu schrijf, is slechts een idee van wat er gaande is. Ik hoop je spoedig de details te kunnen vertellen. Ik hoop dat God ons helpt om spoedig de orde weer te herstellen. 

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik bron 2 en de vier zinnen (a-d)
Noteer de letters a-d met telkens juist of onjuist..

a De brief komt uit het rampjaar 1672.
b De raadspensionaris die in de brief wordt genoemd is Johan de Witt.
c Na de gebeurtenissen uit de brief werd Willem III als stadhouder aangesteld.
d Na dit rampjaar waren de Fransen geen vijand meer van Nederland.

Slide 11 - Open vraag

Gebruik bron 3 en de drie motieven (A-C). 
Lodewijk XIV had verschillende motieven voor zijn aanval op Nederland.
Leg, in de volgende slide, uit aan de hand van een bronelement  welke 2 motieven Lodewijk XIV had om Nederland aan te vallen.
 

Bron 3 Uitspraak van Mazarin, een belangrijke adviseur van Lodewijk XIV.

De verovering van de Nederlanden zou voor Parijs een onneembaar bolwerk vormen. Dan zou men Parijs waarlijk het hart van Frankrijk kunnen noemen, en zo zou zij op de veiligste plek van het koninkrijk gelegen zijn, omdat men dan de grenzen zou hebben uitgestrekt tot aan Holland, en aan de kant van Duitsland, waar het meest van te vrezen is, tot aan de Rijn door het behoud van Lotharingen en van de Elzas en door het bezit van Luxemburg en van de Franche-Comté.


Slide 12 - Tekstslide

Gebruik bron 3 (slide 20)

Lodewijk XIV had verschillende motieven voor zijn aanval op Nederland.
Leg aan de hand van een bronelement uit welke 2 motieven Lodewijk XIV had om Nederland aan te vallen.


Slide 13 - Open vraag

De WIC veroverde verschillende gebieden in Zuid-Amerika. Leg uit wat dat te maken had met de driehoekshandel.

Slide 14 - Open vraag

Lees de zes zinnen (A-F).
a Welke zinnen gaan over de VOC? Noteer de drie juiste letters.
b Welke zinnen gaan over de WIC? Noteer de drie juiste letters.

Deze compagnie:
A had een handelsmonopolie in de West en in Afrika.
B had het monopolie op Nederlandse handel in Azië.
C had ook als taak om Spanje op zee te bestrijden.
D had zijn hoofdkwartier in Batavia.
E handelde vooral in specerijen.
F leverde veel slaven aan de Spaanse kolonies.

Slide 15 - Tekstslide

WIC of VOC? Deze compagnie:
A had een handelsmonopolie in de West en in Afrika.
B had het monopolie op Nederlandse handel in Azië.
C had ook als taak om Spanje op zee te bestrijden.
D had zijn hoofdkwartier in Batavia.
E handelde vooral in specerijen.
F leverde veel slaven aan de Spaanse kolonies.

Slide 16 - Open vraag