1ha2 herhaling werkwoordspelling en leestekens

HH spelling:
werkwoordspelling, leestekens


klas 1ha2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HH spelling:
werkwoordspelling, leestekens


klas 1ha2

Slide 1 - Tekstslide

DSW p1

  • Proefwerk over hoofdstuk 1 en 2 van de onderdelen: spelling, grammatica, lezen (30 okt, telt 3x)
  • Boekopdracht (week 45)
  • Interviewverslag inleveren : week 46 (p2) 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Na de les:

Weet je wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt. Weet je hoe je werkwoorden spelt.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Uitleg werkwoordspelling (h1 en h2)
  • Zelf werken (10 min)
  • Uitleg hoofdletters en leestekens 

Slide 4 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Hij verteld een verhaal
B
Hij vertelt een verhaal
C
Hij heeft een verhaal vertelt
D
Hij heefd een verhaal verteld

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de eerste stap die je neemt om te kijken of een werkwoord op een -d of -t eindigt?
A
Ik kijk in welke tijd het staat
B
Ik zoek de persoonsvorm op
C
Ik doe het op gevoel
D
Ik doe maar wat

Slide 6 - Quizvraag

De stappen
1. Is het een pv? 

- pv in de tt = stam of stam + t (vervang het ww door lopen, 
hoor je dan een t, dan schrijf je ook een t)

- pv in de vt = gebruik 't exkofschip = hele werkwoord (-en). Laatste letter in 't exkofschip? ja = t, nee = d          

Slide 7 - Tekstslide

De stappen 
2. Is het geen pv?

Dan is het een:
- vtdw 
- infinitief (hele werkwoord)
- bijv. naamwoord 
- onvoltooid deelwoord

Slide 8 - Tekstslide

vtdw/infinitief/bijv. nw
vtdw: Als je werkwoord een voltooid deelwoord is, dan gebruik je 
't exkofschip 

infinitief: Dat is het hele werkwoord

bijvoeglijk naamwoord: dat zegt iets over het znw en schijf je zo kort mogelijk. 

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen in je schrift.
(schrijf de zin over en onderstreep als eerst de pv)

1. Hij ........ (vertellen) een verhaal. 

2. Hij heeft een verhaal ....... (vertellen). 

3. Marije ....(vinden) de les leuk


Slide 10 - Tekstslide

De antwoorden
1. Hij vertelt een verhaal.
(pv, tt, stam/stam +t) 

2. Hij heeft een verhaal verteld.
(vtdw, 't exkofschip)

3. Marije vindt de les leuk
(pv, tt, stam/stam +t)

Slide 11 - Tekstslide

Wie zijn lessen goed ....... (voorbereiden), zal er veel van opsteken.
A
Voorbereidt
B
Voorbereid
C
Voorbereit
D
Voorbereidde

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is spelling belangrijk?
leraar jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn ik gaf jaap een uitbrander waarop die zei ach vent loop naar de duivel en wat hebt u toen gedaan vraagt de directeur ik ben meteen naar u toegekomen antwoordt leraar jansen

Slide 16 - Tekstslide

Hierom dus!
Leraar Jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur.
"Ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn. Ik gaf Jaap een uitbrander waarop die zei: Ach vent, loop naar de duivel!"
"En wat hebt u toen gedaan?" vraagt de directeur.
"Ik ben meteen naar u toegekomen", antwoordt leraar Jansen.

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 18 - Woordweb

Hoofdletters 

Gebruik hoofdletters:
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen.
  • Bij topografische namen, dus namen van steden, provincies, landen, rivieren, etc.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdletters

Let op!
Het is A. F. Th van der Heijden, maar ook meneer Van der Heijden.

Wat is het verschil?

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdletter of niet?
A
ommen
B
Ommen

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters

Geen hoofdletters:
1. dagen: maandag, dinsdag...
2. maanden: oktober, november...
3. seizoenen: herfts, winter....
4. windstreken: noorden, oosten...

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdletter of niet?
A
januari
B
Januari

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
titanic
B
Titanic

Slide 24 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
zuid-Holland
B
Zuid-Holland

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
mevrouw Van der Vaart
B
mevrouw van der Vaart
C
Mevrouw Van Der Vaart

Slide 26 - Quizvraag

Leestekens

Je kunt een zin op drie manieren eindigen:
1. met een punt: .
2. met een vraagteken: ?
3. met een uitroepteken: !

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Voeg hoofdletters en leestekens toe:
de oekraïnse woont nu in amerika

Slide 29 - Open vraag