MCTM test

MCTM test


Multi Culturele Capaciteiten Test Middelbaar Niveau
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScrumMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

MCTM test


Multi Culturele Capaciteiten Test Middelbaar Niveau

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het in?
Je maakt verschillende soorten opdrachten.
Na het maken van de test krijg je een advies over het MBO niveau.

Het is normaal dat je er een beetje zenuwachtig voor bent.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
Voor iedere opdracht heb je een paar minuten de tijd.

Je moet er dus wel voor zorgen dat je de opdrachten binnen de tijd af maakt.
De meeste mensen krijgen niet alle opdrachten binnen de tijd af.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwen
Het is heel normaal dat je een beetje zenuwachtig bent voor het maken van de test.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Rekenvaardigheid
Componenten
Woordrelaties
Cijferreeksen
Controleren
Spiegelbeelden
Woord analogieën
Exclusie 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvaardigheid
De opgaven bestaan uit een aantal rekenopgaven.
Tijdens de les rekenen wordt dit uitgelegd en mee geoefend.

Er zijn elke keer 5 antwoorden mogelijk
Voorbeeld: 21+12-7 = 
A: 25,   B: 26,   C:24,   D: 31,   E: 23




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvaardigheid
De opgaven bestaan uit een aantal rekenopgaven.
Tijdens de les rekenen wordt dit uitgelegd en mee geoefend.

Er zijn elke keer 5 antwoorden mogelijk
Voorbeeld: 21+12-7 = 
A: 25,   B: 26,   C:24,   D: 31,   E: 23

Antwoord:  B,  26



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Componenten
Je ziet elke keer een figuurtje dat in stukken is geknipt.
Daarnaast staan 6 figuurtje.
2 van deze figuurtjes zijn gemaakt van de losse delen van het 1e figuurtje.
Je moet proberen om 2 figuren te vinden.
Er zijn dus 2 antwoorden die je moet vinden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Componenten voorbeelden

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Componenten voorbeelden
Antwoord: 1= B & C    2= A & D


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordrelaties
Elke opgave bestaat uit 4 woorden.

Probeer twee woorden te vinden die òf ongeveer hetzelfde betekenen, 
òf juist een tegengestelde betekenis hebben. 

Slide 11 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
Woordrelaties voorbeelden

Slide 12 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
Woordrelaties voorbeelden
1:  antwoord A & B -> bol en rond hebben ongeveer dezelfde betekenis
2: antwoord B & D -> zacht en hard zijn het tegenovergestelde van elkaar

Slide 13 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
Cijferreeksen
Deze test bestaat uit reeksen (rijen) van cijfers (getallen). 
Elke reeks is volgens een bepaalde regel opgesteld. 
Dit betekent dat de cijferreeks kan worden voortgezet volgens dezelfde regel.  Probeer bij elke opgave het getal te
vinden dat na het laatste getal moet komen. Bij iedere opgave zijn vijf antwoorden mogelijk: a, b, c, d en e. Eén
daarvan is het goede antwoord. Om het bedoelde getal te vinden moet u dus eerst zoeken naar de regel (of het
principe) waarmee de reeks is opgesteld.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

cijferreeksen voorbeelden

Slide 15 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
cijferreeksen voorbeelden
De regel van de reeks in voorbeeld 1) is, dat er steeds 1 bij het volgende getal wordt opgeteld.
Dus: 1 + 1 = 2; 2 +1=3,3+1=4,4+1=5,5+1=6). 
De goede oplossing van voorbeeld 1 is dus 6.

 

Slide 16 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
cijferreeksen voorbeelden
Bij voorbeeld 2 is de regel dat elk getal tweemaal zo groot is als het getal dat ervoor staat.
 Dus: 6=2x3; 12=2x6;24=2x12; 48=2x24 en 96=2x48. 
Het antwoord op voorbeeld 2 is dus 96.

Slide 17 - Tekstslide

antwoord:  B, 26
Controleren
Bij controleren gaat het om het vergelijken van twee gelijke of bijna gelijke rijen van getallen of rijen van letters.
De opgaven bestaan uit twee rijen van getallen met een streep ertussen of uit twee rijen van letters met een streep ertussen. 
Soms zijn de rijen voor en na de streep gelijk en soms zijn ze niet gelijk aan elkaar. 
Je moet controleren of de rijen gelijk of niet gelijk zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren voorbeelden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren voorbeelden
In voorbeeld 1 zijn de rijen voor en na de streep hetzelfde
Met andere woorden; de twee rijen van getallen zijn gelijk aan elkaar. 
Het goede antwoord op voorbeeld 1 is gelijk.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren voorbeelden
In voorbeeld 2 zijn de twee rijen met letters, voor en na de streep niet gelijk aan elkaar. 
De eerste vier letters B, D, A en C zijn wel hetzelfde, maar de laatste letter van de rijen is anders
De laatste twee letters E en F zijn niet gelijk aan elkaar. 
Het goede antwoord op voorbeeld 2 is niet gelijk

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden
Bij spiegelbeelden gaat het om het vinden van figuren die omgeklapt zijn. De test bestaat uit rijen met figuren.
Hierbij zie je links één figuur.
 Aan de rechterkant staan zes figuren a, b, c, d, e en f die dezelfde vorm hebben als het linker figuurtje, maar in verschillende standen staan.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden voorbeelden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden voorbeelden
Je ziet links een figuur en daarnaast twee figuren a en b. 
Figuur a is precies hetzelfde als het linker figuurtje, maar
figuur b is omgeklapt. 
Figuur b is dus eigenlijk hetzelfde figuurtje als figuur a, maar dan omgeklapt.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden voorbeelden
Figuur a is nu niet meer precies gelijk aan het linker figuurtje, want figuur a is een beetje gedraaid. 
Figuur b is ook een beetje gedraaid, maar is ook nog omgeklapt. 
Bij deze test moet u twee van de zes figuren (a tot en met f)
vinden die omgeklapt zijn. Deze figuren zijn meestal ook een beetje gedraaid. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden voorbeelden
In voorbeeld 1 zijn alle mannetjes gedraaid en twee van de zes mannetjes zijn omgeklapt. 
De mannetjes in de figuren a, b, d en e zijn allen  gedraaid, in hetzelfde vlak. 
De mannetjes van figuur c en f zijn niet alleen
gedraaid, maar ook nog omgeklapt. Het goede antwoord op voorbeeld 1 is dus c en f, want de mannetjes in deze twee figuren zijn gedraaid èn omgeklapt.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeelden voorbeelden
In voorbeeld 2 staan weer dezelfde mannetjes als in figuur 1, maar nu zonder mond en oog. 
Verder staan alle figuren in dezelfde standen als in voorbeeld 1. 
Het goede antwoord op voorbeeld 2 is daarom weer c en f, want
deze twee figuren zijn gedraaid èn omgeklapt.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën 
Bij de volgende opgaven zie je eerst drie woorden en een vraagteken. 
Tussen het eerste en het tweede woord bestaat een bepaalde relatie of verband. 
Eenzelfde soort verband is er tussen het derde woord en één van de vijf
woorden die eronder staan. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën voorbeelden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën voorbeelden
Voorbeeld 1: de relatie of het verband tussen arm en hand is hetzelfde als het verband tussen been en ......


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën voorbeelden
Voorbeeld 1: de relatie of het verband tussen arm en hand is hetzelfde als het verband tussen been en voet.
Daarom is het goede antwoord A.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën voorbeelden

Voorbeeld 2: donker en licht hebben een tegenovergestelde betekenis,
terwijl nat het tegenovergestelde is van ........ 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord analogieën voorbeelden

Voorbeeld 2: donker en licht hebben een tegenovergestelde betekenis,
terwijl nat het tegenovergestelde is van droog.
het goede antwoord is dus: E

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exclusie
Exclusie betekend "uitsluiten".

Elke opgave uit deze test bestaat uit vijf figuren a, b, c, d en e. 
Vier van deze figuren horen bij elkaar en één figuur hoort er niet bij. 
Je moet nu proberen de figuur te vinden die er niet bij hoort. 


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exclusie  voorbeelden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exclusie  voorbeelden
In voorbeeld 1 gaat het om de grootte van de vormen.
Figuur B is anders dan de andere, B is groter.
Het goede antwoord is dus B.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exclusie  voorbeelden
In voorbeeld 2 gaat het om de vorm.
Figuur C is rond terwijl de rest rechthoekig zijn.
Het goede antwoord is dus C.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MCTM test
De opgaven die je krijgt bij de test, kunnen er anders uit zien dat de opgaven die we net geoefend hebben.

De opgaven komen op hetzelfde neer, alleen zijn de vormen of plaatjes soms anders.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MCTM test oefenen
We gaan aan de slag met oefen opgaven

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies