1e bijeenkomst Examentraining Spreken & Gesprekken 3F

Examen Nederlands Spreken & Gesprekken 3F
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examen Nederlands Spreken & Gesprekken 3F

Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
  1. Rooster examens Nederlands
  2. Korte uitleg over het examen Nederlands Spreken 3F
  3. Doornemen van de examenopdracht Nederlands Spreken 3F + Gesprekken 3F.
  4. Mogelijkheid om al je vragen te stellen over de examens Nederlands 
  5. Zelf aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht voor de kandidaat

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Een betoog
In betoog wil de schrijver je overtuigen. In een betoog vind je dan ook altijd argumentatie daarvoor. Een betoog is altijd subjectief.
Voorbeeld van een betoog: een ingezonden brief

Slide 8 - Tekstslide




Wat is een betoog?


De opbouw van een betoog

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van stellingen
(je mag het ermee eens zijn of juist oneens)
1. Nederland moet meer vluchtelingen opnemen.
2. Bedrijven mogen geen goedkope buitenlandse arbeidskrachten meer aannemen.
3. Een aparte belasting op ongezonde producten is een goed idee.
4. Het stemrecht moet worden verlaagd naar zestien jaar.
5. Nederland moet niet meedoen aan wapenleveranties aan Oekraïne. 
6. Alle werkenden moeten een gelijk uurloon ontvangen.

Slide 10 - Tekstslide

Welke stelling spreekt je het meeste aan?
(geen definitieve keuze: je mag later nog veranderen)
Nederland moet meer vluchtelingen opnemen.
Bedrijven mogen geen goedkope buitenlandse arbeidskrachten meer aannemen.
Een aparte belasting op ongezonde producten is een goed idee.
Het stemrecht moet worden verlaagd naar zestien jaar.
Nederland moet niet meedoen aan wapenleveranties aan Oekraïne.
Alle werkenden moeten een gelijk uurloon ontvangen.

Slide 11 - Poll

Opdracht voor de kandidaat
Voorbereiding
Je mag het internet gebruiken om je voor te bereiden op je presentatie.
Je mag pen en papier gebruiken.


Tijdens de presentatie
  • Je mag gebruik maken van aantekeningen in de vorm van trefwoorden (echter geen volledig uitgeschreven zinnen).
  • Maak en houd contact met de luisteraars; lees niet voor.
  • Spreek duidelijk, niet gehaast en niet monotoon.
  • Indien je taalfouten maakt, probeer deze te herstellen.


Slide 12 - Tekstslide

Beoordeling van het examen
>>>> Is de spreekopdracht verstaanbaar, adequaat en lang genoeg? <<<
  1. Inhoud
  2. Samenhang
  3. Afstemming op doel
  4. Afstemming op publiek
  5. Woordgebruik en woordenschat
  6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing.

Slide 13 - Tekstslide

Samenhang
  • Maakt gebruik van middelen voor tekstcohesie (bijvoorbeeld signaal- en verbindingswoorden) om uitingen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. Bij langere teksten kan dit nog problemen opleveren.

  • Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook.

Slide 14 - Tekstslide

Doel
Kan tijdens een spreektaak verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen) en is zich bewust van wisselingen van spreekdoel.

Slide 15 - Tekstslide

Publiek
  • Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.

  • Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen.

Slide 16 - Tekstslide

Woordgebruik en woordenschat
  • Beschikt over een goede woordenschat.

  • Kan variëren in de formulering.

  • Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

Slide 17 - Tekstslide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
  • Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.

  • Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam en worden meestal direct verbeterd.

  • Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Examen gesprekken voeren 3F

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Belangrijk bij het examen: Doorvragen
Als je iets niet helemaal begrijpt of meer informatie wilt, 
moet je doorvragen: 
  • Wat bedoel je daar precies mee?
  • Wat zou jij dan gedaan hebben?
  • Waarom vind je dat niet goed?

Slide 25 - Tekstslide

Belangrijk bij het examen: Controlevraag stellen
Als je zeker wilt weten dat je de ander goed hebt begrepen, kun je een controlevraag stellen:
  • Begrijp ik het goed dat ...
  • Als ik je goed begrijp ... 
  • Dus volgens jou moet ik nu ... 

Slide 26 - Tekstslide

Belangrijk bij het examen: Wissel open en gesloten vragen met elkaar af.

Gesloten vraag: alleen ja of nee, begint vaak met een werkwoord. 

Open vraag: langer antwoord nodig, begint vaak met een 'vraagwoord': wie, wat, waar, waarom, hoe.


Slide 27 - Tekstslide

Tot slot een kleine quiz
Let goed op, het gaat snel!


timer
0:10

Slide 28 - Tekstslide

Je begrijpt niet goed wat de ander bedoelt. Je moet dan....
A
niets doen
B
doorvragen
C
beter luisteren
D
boos worden

Slide 29 - Quizvraag

Je leidinggevende geeft je feedback op een gemaakte opdracht.
Jij moet.....
A
rustig afwachten of ze nog meer gaat zeggen
B
doorvragen
C
controlevraag stellen
D
huilen

Slide 30 - Quizvraag

Je maakt een vlog.
Is er sprake dan van interactie?
A
Nee, want er luistert niemand naar hem.
B
Ja, want hij is alleen aan het woord.
C
Nee, want hij is alleen aan het woord.
D
Ja, want alle kijkers luisteren naar hem.

Slide 31 - Quizvraag

Zijn de volgende vragen open of gesloten? 







Open: langer antwoord nodig

Gesloten: ja of nee
timer
0:10

Slide 32 - Tekstslide

Wat doe je vanavond?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 33 - Quizvraag

Heb je iets te doen vanavond?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 34 - Quizvraag

Houd jij van sneeuw?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 35 - Quizvraag

Welke tv-programma's vind jij leuk?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk voor nu en volgende week.
- Deze LessonUp nogmaals doorlezen in Teams.
- De PowerPoint maken ten behoeve van het examen Spreken*.
- Als bekend is met welke gekoppeld wordt: samen 3 onderwerpen kiezen + voorbereiden.


* Ik kan een formaat geven als je daar behoefte aan hebt.

Slide 38 - Tekstslide