Twintigste eeuw 2 (havo 5)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

VRAAG 1: Welke ontwikkelingen zorgden voor nieuwe manieren van denken?
A
uitvindingen van televisie en radio
B
uitvindingen van telefoon, auto en vliegtuig
C
uitvindingen van kranten en tijdschriften
D
uitvinding van internet

Slide 2 - Quizvraag

Toelichting:
Door allerlei uitvindingen zoals de telefoon, de auto en het vliegtuig werd de wereld een stuk kleiner. Arme plattelanders trokken massaal naar de sterk groeiende steden in de hoop op werk en welvaart. Miljoenen Europeanen maakten om diezelfde reden de oversteek naar Amerika. Door deze explosieve ontwikkelingen stonden mensen losser tegenover tradities en waren ze opener voor nieuwe denkbeelden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

VRAAG 2: Waarom spreekt men na WOI van 'het bankroet van de beschaving'?
A
Er was een financiële crisis
B
Er waren miljoenen slachtoffers
C
Veel steden waren verwoest
D
Er waren nog steeds veel conflicten

Slide 5 - Quizvraag

Toelichting:
Europa veranderde tijdens de Eerste Wereldoorlog in een slagveld met miljoenen slachtoffers. De welvarende wereld was ingestort, daarom spreekt met ook wel van een ‘bankroet van de beschaving’. Het geloof in de vooruitgang was voorbij.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

VRAAG 3: Welke gevolgen had de sociaal-economische crisis voor de politiek?
A
Er ontstonden meer politieke partijen
B
Er kwamen vaker verkiezingen
C
Men had behoefte aan een sterke leider
D
Men had genoeg van de politiek

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

VRAAG 4: Wat voor gevolgen had de nazidictatuur voor de moderne kunst?
A
Er kwamen nieuwe vormen van moderne kunst
B
Kunstenaars kregen minder betaald
C
Meer mensen kregen interesse in kunst
D
De moderne kunst werd verboden

Slide 10 - Quizvraag

VRAAG 5: Wat verstaan we onder het 'modernisme'?
A
een overkoepelende term voor stromingen
B
een afkeer van alles wat modern is
C
een verlangen naar alles wat modern is
D
een stroming die zich bezighoudt met mode

Slide 11 - Quizvraag

VRAAG 6: Met welke traditie in de kunst braken alle stromingen die vallen onder het modernisme?
A
niet langer volgens vaste regels schrijven
B
niet langer over het verleden schrijven
C
niet langer de werkelijkheid weergeven
D
niet langer taboe-onderwerpen vermijden

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

VRAAG 7: Welke middelen gebruikten de expressionistische dichters om de essentie van de dingen weer te geven?
A
Korte, krachtige woorden met emotie
B
Vrije versvorm
C
Associatief woordgebruik
D
Losse woorden

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

VRAAG 8: Wat verstaan we onder het 'dadaïsme'?
A
wilde geen stroming zijn
B
afkeer van oorlog, tegen Westerse cultuur
C
tegen kunst van vroeger en nu
D
alles was bruikbaar voor kunst

Slide 17 - Quizvraag

VRAAG 8 (vervolg): Hoe zie je het dadaïsme terug in Van Ostayens werk?
A
experimenteren met leestekens
B
experimenteren met typografie
C
experimenteren met illustraties
D
experimenteren met nieuwe woorden

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekent 'nieuwe zakelijkheid'?
A
een kunststtroming ontstaan in Duitsland
B
een verandering binnen het zakenleven
C
een nieuwe manier van met elkaar omgaan

Slide 21 - Quizvraag

Toelichting:
De ‘nieuwe zakelijkheid’ was een beweging die in Duitsland was ontstaan rondom het Bauhaus: een soort kunstacademie waar je architectuur en fotografie kon studeren en waar het praktische nut van de kunst voorop stond.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe vind je de 'nieuwe zakelijkheid' terug in de literatuur?
A
koele, kritsche toon
B
sobere, realistische stijl
C
gebaseerd op feiten, niet psychologiserend
D
geen heftige gevoelsexplosies

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat maakt dat 'nieuwzakelijke schrijvers' als Elsschot en Nescio ook tot de romantici worden gerekend?
A
romantische taal, maar zakelijke inhoud
B
sobere taal, maar romantische inhoud

Slide 25 - Quizvraag