Nederlands Les 1 Spelling

Welkom les Nederlands

Ga op je vaste plek zitten in het lokaal.

Pak je leesboek
 

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom les Nederlands

Ga op je vaste plek zitten in het lokaal.

Pak je leesboek
 

Slide 1 - Tekstslide

Regels in de klas
Jas in locker
Geen kauwgom of ander eten/drinken
Spullen op tafel
Telefoon in de tas en geluid uit
Oortjes in tas
Tas op de grond
Recht zitten

Slide 2 - Tekstslide

Lesindeling
Lezen 10 min
Vorige les;

Zelfstandig werken/fluisteren:
Dictee ;
 Theorie les;
Opdrachten;


Slide 3 - Tekstslide

Doelen van de les
  • De leerling moet het werkwoord kunnen herkennen als woordsoort;
  • Aan het einde van dit hoofdstuk kun je klinkers en medeklinkers herkennen;
  • Weet je wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken;
  • Herken je de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden;

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
Pak je leesboek;
Ga lezen in je boek;

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een werkwoord? Een werkwoord geeft aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt

Slide 6 - Quizvraag

Is zijn 'een' werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is WW.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt:
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Slide 8 - Tekstslide

Is 'jarig' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Dictee
Pak je pen + schrift!



Hierna controleren we de antwoorden


Slide 11 - Tekstslide

Nakijken dictee 
1 maanden, buitenland
2 zomer, vakantie
3 metselaar, muren
4 saai, lokaal
5 foto, stuurde
6 hoofd, slaapkamer
7 past, tafel
8 spullen, plek
9 spannend, avontuur
10 gelukkig, duurt


Wat zijn de werkwoorden in dit dictee?

Slide 12 - Tekstslide

Het alfabet kun je verdelen in twee soorten letters .... (1) en ..... (2)

Slide 13 - Open vraag

Klinkers
Medeklinkers

E
C
Q
U
V
J
Y
X

Slide 14 - Sleepvraag

Opdrachten
Maak opdracht 21 en 22 op blz 23 / 24
Zelfstandig fluisteren

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Regels in de klas
Jas in locker
Geen kauwgom of ander eten/drinken
Spullen op tafel
Telefoon in de tas en geluid uit
Oortjes in tas
Tas op de grond
Recht zitten

Slide 17 - Tekstslide

Lesindeling
Nakijken opdrachten
Theorie les
Zelfstandig werken
Opdrachten;
Exit ticket
Afsluiten

Slide 18 - Tekstslide

Doelen van de les
  • De leerling moet het werkwoord kunnen herkennen als woordsoort;
  • Aan het einde van dit hoofdstuk kun je klinkers en medeklinkers herkennen;
  • Weet je wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken;
  • Herken je de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden;

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken
Opdrachten 21 en 22 nakijken blz 23 en 24

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 21
Opdracht 21
1 Er ontbreken letters, klinkers.
2 herfst
 winter
 zomer
 lente


Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 22
Opdracht 22
1 Rij 1: nog – Pim – bal – heb – ik – je.
 Rij 2: Klaas – zuurtjes – haar – twee – geeft – oom.
2 Pim, ik heb je bal nog. Of: Ik heb je bal nog, Pim.
3 Oom Klaas geeft haar twee zuurtjes.
4 Bij de woorden uit de eerste rij hoor je korte klinkers. Bij de woorden uit de tweede rij hoor je lange klinkers.

Slide 22 - Tekstslide

Theorie Korte en lange klanken 
  • Wie kan een voorbeeld noemen van een korte klank?

  • Wie kan een voorbeeld noemen van een lange klank? 

Slide 23 - Tekstslide





bomen



lange klank



ballon




korte klank
spelen
rennen
tikken
lopen
sterren
boten

Slide 24 - Sleepvraag

Korte klank
Woorden met een korte klank, houden die korte klank als je ze langer maakt. --> zelfde medeklinker toevoegen
  • rem -->     e= korte klank, dus remmen
  • zit -->         i= korte klank, dus zitten
  • bus -->      u= korte klank, dus bussen

Slide 25 - Tekstslide

Lange klank
Woorden met een lange klank, houden die lange klank als je ze langer maakt. --> klinker weghalen.
  • school -->       o= lange klank, dus scholen
  • raam -->           a= lange klank, dus ramen 
  • muur -->           u= lange klank, dus muren

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten 
Maak opdracht 23 en 24 op blz 25
Zelfstandig fluisteren
10 minuten om de opdrachten te maken
Nakijken opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

Nakijken opdracht 23
1-2
korte klank           lange klank                   beide
bord                              kleed                            tafel
mes                               brood                           aanrecht
afwas                           vuur                               eten
3 Eigen werk.
4 Eigen werk.









Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 24
Korte klank

Slide 29 - Woordweb

Opdracht 24
Lange klank

Slide 30 - Woordweb

Opdracht 24
Beide

Slide 31 - Woordweb

Aan de slag! Exit-ticket!
Stap 1. Vul jouw Exit-ticket in (5 min).
Stap 2. Wacht totdat jij (misschien) de beurt krijgt.
Stap 3. Lever de Exit-kaart in bij de docent.
Stap 4. Je mag het lokaal verlaten!

Slide 32 - Tekstslide