Taal thema 2 woordenschat

Taal 
Thema 2 (woordenschat)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taal 
Thema 2 (woordenschat)

Slide 1 - Tekstslide

onder de knie hebben
A
niet doorgaan
B
weten hoe iets moet
C
niet blij, mopperend

Slide 2 - Quizvraag

aan de aandacht ontsnappen
A
als je iets niet hoort of ziet
B
snel afgeleid raken
C
iets goed onthouden

Slide 3 - Quizvraag

uit de hand lopen
A
het gaat helemaal mis, je kunt het niet controleren
B
het gaat volgens plan
C
onder controle houden

Slide 4 - Quizvraag

oorspronkelijk
A
meemaken, ervaren
B
ergens anders
C
in het begin, eerst

Slide 5 - Quizvraag

het toerisme
A
ontspannen, rustig
B
iets waarvan je denkt dat het niet goed is, niet klopt
C
mensen die naar het buitenland reizen

Slide 6 - Quizvraag

het hulpmiddel
A
niet doorgaan
B
wat je gebruikt om iets gemakkelijker te kunnen doen
C
streng

Slide 7 - Quizvraag

overtollig
A
meer dan nodig is
B
de resten van een boot, auto of vliegtuig na een ongeluk
C
druk en zenuwachtig, niet rustig

Slide 8 - Quizvraag

de vrijwilliger
A
dit hebben mensen die nieuwe of mooie dingen kunnen bedenken
B
iemand die voor geen geld werk doet wat hij of zij leuk vindt
C
een prettig, opwindend gevoel

Slide 9 - Quizvraag

opgetogen
A
ergens negatief tegenover staan
B
niet doorgaan
C
heel blij, tevreden

Slide 10 - Quizvraag

afwijzend betekent 'ergens negatief tegenover staan'
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag